Afrin valt in Turkse handen

Het Turkse leger en Syrische rebellen hebben zondag onverwachts de controle over de Syrische stad Afrin gekregen na een maanden van heftige gevechten met Koerdische strijders. Volgens de Turkse president Recep Tayyip Erdogan is het stadscentrum ‘volledig onder controle’ van de overwinnaars en zijn ‘de meeste terroristen (Turkije ziet de Koerdische YPG-strijders als een verlengstuk van de verboden PKK, red.) met de staart tussen de benen gevlucht’. Het Observatorium voor de Mensenrechten in Londen, die zich baseert op bronnen in het gebied, laat echter weten dat de YPG nog steeds fel verzet bieden. YPG zelf kondigde een guerrilla-oorlog aan in Afrin, bij monde een woordvoerder:

Onze strijd is een nieuwe fase ingegaan. President Erdogan heeft te vroeg gejuicht. Hij strooit zand in de ogen van het Turkse publiek en de wereld.

De afgelopen dagen hebben meer dan 150 duizend inwoners de stad ontvlucht en zijn ongeveer 300 burgers omgekomen. Cijfers die Ankara ontkent, net als het bombardement op een ziekenhuis afgelopen weekend. ‘Operatie Olijftak’ werd twee maanden geleden gestart om te voorkomen dat Koerden te veel grondgebied in handen zouden krijgen aan de Turks-Syrische grens. Verwacht wordt dat Turkije nu mogelijk de Syrische plaats Manbij op de korrel zal nemen, die eveneens in Koerdische handen is. De YPG worden in Manbij echter bijgestaan door Amerikaanse militairen, die hen zien als belangrijke bondgenoten in de strijd tegen de terreurgroep Islamitische Staat (IS).

Bij de gevechten om Afrin is ook een Britse vrouw omgekomen. Anna Campbell (26) vocht als vrijwilliger aan de zijde van de YPJ, de vrouwelijke Koerdische defensie-eenheid, eerst tegen IS en later – op eigen aandringen – tegen het Syrische regeringsleger en Turkse troepen in Afrin.