Vaak denken we dat kinderen weinig belang hechten aan de culturele en etnische groep waar toe iemand behoort. Promotieonderzoek van Jellie Sierksma laat echter zien dat kinderen vanaf 8 jaar al geneigd zijn om hun eigen groep meer te helpen dan leeftijdsgenoten die behoren tot een andere groep.
Kinderen vinden het ten eerste heel belangrijk dat mensen die hulp nodig hebben dat ook krijgen. Maar als degene die hulp nodig heeft tot een andere groep behoort, bijvoorbeeld omdat hij Turks was of in een andere klas zat, dan verwachten kinderen toch dat de eigen groepsgenoten meer helpen. Ook geven kinderen aan zelf eerder bereid te zijn groepsgenoten te helpen dan niet-groepsgenoten.
Sierksma zegt tegen de Volkskrant dat dit vanuit de evolutie te verklaren is:
Dat we op jonge leeftijd al veel waarde hechten aan loyaliteit. Evolutionair te verklaren, want hoe hechter de groep, hoe groter de overlevingskans. Maar ook dat zoiets kleins als de voornaam voldoende is voor groepsdenken. (…) Hoewel ze in groepen denken, is etnische discriminatie geen automatisme. Kinderen hebben daarvoor een ‘duwtje in de rug’ nodig. Iemand moet dat onderscheid benadrukken. (…) Kinderen denken al in ‘wij en zij’ en het expliciet benoemen van lidmaatschap of stimuleren van groepsdenken kan leiden tot discriminatie. Als zo’n denkwijze via onderwijs of media wordt benadrukt, leidt dat zeker tot uitsluiting.
Sierksma ziet wel aanknopingspunten om dat te voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door empathie te stimuleren voor het slachtoffer. Door simpelweg aan kinderen te vragen: ‘Hoe denk je dat hij of zij zich voelt?’ verdwijnt de voorkeur om vooral eigen groepsleden te willen helpen.