Roemenen, Bulgaren, 'ga naar warmer land'

‘Tegen Bulgaren en Roemenen zou ik zeggen: trek naar warmere landen, kies niet Nederland als eerste bestemming.’ Dat zegt Arne Weverling, die als wethouder in de gemeente Westland over arbeidsmigranten gaat, in Trouw. Hij vreest dat Nederland niet klaar is voor een toestroom van migranten uit deze landen. Vanaf 1 januari mogen Bulgaren en Roemenen in Nederland werken zonder tewerkstellingsvergunning.

Weverling in Trouw :

“We hebben in Nederland te laat op de komst van de Bulgaren en Roemenen geanticipeerd. Met als gevolg dat Nederland per 1 januari zijn zaakjes niet goed op orde heeft.”

In Westland zijn 60.000 arbeidsplaatsen, stelt Trouw. Tienduizend daarvan worden door Oost-Europeanen vervuld, voornamelijk Polen. Vijfduizend Oost-Europeanen wonen er ook. “Ze houden onze economie draaiende. Die draait grotendeels op handjeswerk”, aldus Weverling.

De wethouder is net als minister Asscher van Sociale Zaken bang dat er meer Bulgaren en Roemenen naar Nederland komen dan nu wordt verwacht. Het grote probleem is volgens Weverling dat ze zich nauwelijks inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) en dus geen gemeentebelastingen betalen:

We weten niet wie waar, onder welke omstandigheden woont. Terwijl we wel heel veel gegevens van die mensen hebben, bij de belastingdienst, het UWV en de Sociale Verzekeringsbank. Ik pleit ervoor die ICT-systemen samen te voegen in een database en te koppelen aan de GBA.

Maar koppelen van die gegevens mag niet en ICT en de overheid zijn geen gelukkige combinatie. In Brussel sprak Asscher deze week af schijnconstructies door malafide uitzendbureaus aan te pakken. Dat vindt Weverling een “goede eerste stap”. In zijn gemeente zijn Bulgaren en Roemenen vooralsnog niet welkom:

Het gaat vrij goed met de Polen. Maar de Nederlandse en Poolse culturen komen meer overeen. Tegen Bulgaren en Roemenen zou ik zeggen: trek naar warmere landen, kies niet Nederland als eerste bestemming.

Trouw: Wethouder: ‘Roemenen ga naar een warmer land’

Foto-cc: Gerard Stolk