Winterspelen in Sotsji zijn verre van winters

Wie het niet weet staat er niet bij stil, maar vrijwel alle sneeuw in Sotsji is afkomstig van sneeuwkanonnen. Bijna elf graden was het er dinsdag, veel te warm om sneeuw te verwachten. Er valt geen vlokje en zelfs als het zou vallen, blijft het niet liggen. Sterker nog, er groeien zelfs palmbomen. Toch maken de organisatoren geen zorgen over de zachte wintertemperaturen.

“We beschikken over de nodige middelen voor het opslaan en de productie van sneeuw”, liet  woordvoerster Alexandra Kosterina weten, schrijft het Algemeen Dagblad dinsdag.

Die ‘nodige middelen’ zijn niet niks. De afgelopen twee jaar heeft Rusland een sneeuwmassa van meer dan 700.000 kubieke meter opgeslagen voor de Olympische Spelen. Maar daar is vooralsnog geen gebruik van gemaakt. De sneeuw waar nu op wordt geskied is afkomstig van honderden sneeuwmachines die dagelijks sneeuw produceren.

Om al die sneeuw goed te houden en bij te maken is onvoorstelbaar veel energie nodig, en de kans dat de Olympische Spelen in de toekomst vaker van dit soort kunstgrepen gebruik zullen moeten maken, is groot. Door de opwarming van de aarde valt er namelijk steeds minder sneeuw. Van de 22 plaatsen waar de Olympische Winterspelen in het verleden zijn gehouden, zijn er tegen 2050 waarschijnlijk nog maar 10 zeker van sneeuw. Tegen 2080 zijn dat er nog maar zes. Dat hebben onderzoekers van de Universiteit van Waterloo in Canada onlangs bekend gemaakt.

In hun studie ‘De toekomst van de Winterspelen in een warmere wereld’ laten ze zien dat de gemiddelde dagtemperatuur in februari op locaties van de Winterspelen tussen 1920 en 1950 0,4 graden Celsius was. Tussen 1960 en 1990 was dat 3,1 graden. Aan het begin van deze eeuw was de temperatuur zelfs 7,8 graden.

Winterspelen in Sotsji, Grenoble, Garmisch-Partenkirchen en Chamonix zullen, zelfs onder de beste omstandigheden tegen 2050 niet meer mogelijk zijn. Tegen die tijd worden ze ook onzeker in Oslo, Sarajevo, Squaw Valley en Vancouver.

Lees ook ‘ The End of Snow?’ uit The New York Times

Kijk ook:

CC foto: Peter