Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

'Ah ha! Dus je bent een hálve allochtoon!'

  •  
07-04-2014
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
164 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
Hoe overbruggen we de kloof tussen het Museumplein – waar we "allemaal Marokkanen" zijn – en deze gespleten werkelijkheid?
In een recent artikel, “Teaching Tolerance: How white parents should talk to their young kids about race,” schrijft de Amerikaanse Melinda Moyer op slate.com over het belang om culturele diversiteit als maatschappelijke waarde te beschouwen. Ruim vijfduizend aangiften tegen Geert Wilders betuigen dat Nederlanders dit ook doen. Het motto van de demonstratie tegen racisme en discriminatie afgelopen maand in Amsterdam was boos, recalcitrant en solidair: “Wij zijn allemaal Marokkanen.”
Zo een strijdkreet is ontroerend, een bevestiging dat wij als Nederlandse samenleving racisme erkennen en verwerpen. Door te beweren dat we allemaal Marokkanen zijn, maken we van de minderheid een meerderheid. Hoe zit het op de andere dagen, voorbij het Museumplein? Zijn we in de alledaagse praktijk ook allemaal Marokkanen?
Ik vraag me dit af na een bezoek aan mijn Turkse groenteboer, waar ik onlangs naast een andere moeder aan de kassa stond. Zij droeg een hoofddoek en duwde een buggy. De eigenaar sprak de moeder aan in het Turks en gaf haar een zakje sesam snoep mee voor haar kindje. Bij het afscheid zeiden ze iets met “Allah.”
Toen ik aan de beurt was, groette de eigenaar me ook in het Turks. Omdat ik geen Turks spreek, antwoordde ik met: “Goedemorgen.” Hij knikte, rekende af en keek een beetje schuin naar mijn gezicht. Hij was vergeten dat we elkaar al eerder hadden ontmoet. Ik zag zijn ogen zoeken naar mijn afkomst. Toen werd hij afgeleid door mijn dochtertje.
Terwijl de Turkse groenteboer haar handje vasthield en tegen haar babbelde, vroeg ik me af of hij ook een zakje sesam snoep aan haar zou meegeven. “Wij zijn anders met kinderen dan jullie, hé?” Zijn opmerking overviel me. Zo gaan de mannen van onze cultuur met kinderen om: warm, lief, hartelijk, hoorde ik. Zo zijn de mannen van jouw cultuur niet. Ik keek hem verontwaardigd aan. “Ik ben geen Nederlandse!” “O?” “Ik ben Amerikaanse,” zei ik, bijna alsof ik er spijt van had. “Maar mijn vader komt uit Iran, hoor,” voegde ik toe. “Daar zijn ze ook ‘anders met kinderen!'”
“Ah ha! Dus je bent een hálve allochtoon! Ha ha!” Hij, de voorzitter van De Vereniging van Trotse Allochtonen, lachte van oor tot oor. Achter het grapje schuilde de boodschap: je bent wel anders, maar je hoort nog steeds niet bij ons. Het zat toch wat ingewikkelder in elkaar, wilde ik uitleggen. Mijn vader is in Teheran geboren, maar hij is Armeniër. Mijn moeder is Japans. Ik ben geboren en getogen in Californië. Ik ben getrouwd met een lange Hollander.
Wat eigenlijk aan mijn lippen bleef hangen: in het Nederland buiten de Turkse winkel pas ik ook nergens bij. Later op de dag stond ik voor de basisschool op mijn kleuter te wachten. Ik keuvelde met een blonde moeder die nooit zou hebben geweten dat ik Amerikaanse was, behalve door mijn “schijntje van een piepklein accentje”. Tussen de ouders stond ook een opa. “Babboe,” las hij, wijzend naar mijn bakfiets. “Wat is dat?” “Dat is de naam van de fabrikant.” “In het Maleis betekent ‘babu’ dienstmeisje,” vertelde hij. Hij was in 1954 geboren in Indonesië. Zijn vader was Nederlands en zijn moeder Indonesisch. Ik vroeg hem hoe hij het vond om tussen twee culturen te zitten. Daar, voor de ramen van de school, luisterde ik naar verhalen uit een verleden dat hij had moeten overwinnen, vooral vanwege Nederlanders die “bruine” mensen niet in hun waarde lieten. Het viel me op dat hij zijn voorhoofd vaker fronste. Het was nooit gemakkelijk voor hem geweest.
“Ik weet eigenlijk niet waarom mijn vader mijn moeder getrouwd heeft. Om hem te bedienen? Om koffie voor hem te zetten? Ikzelf zag mijn moeder altijd als ‘babu’. En dat doet pijn. Want mijn moeder was heel lief voor me.” Hij had het ook over het heden, dat hij moest blijven opletten. Bij zijn “Nederlandse” vrienden belde hij weken van tevoren om af te spreken. Als zijn Indonesische vrienden langs wilden komen, kwamen ze gewoon langs. “Thuis ben ik Indo,” zei hij met een glimlach. Ik begrijp hem en zijn gespleten wereld maar al te goed. Ik denk aan de Turkse groenteboer, die geen zakje snoep meegaf aan mijn kindje. Ik denk aan Necati Genç, de allereerste Turkse immigrant in Nederland, die zich in Nederland “alleen een Turk” voelde.
Hoe overbruggen we de kloof tussen het Museumplein – waar we “allemaal Marokkanen” zijn – en deze gespleten werkelijkheid? Door diversiteit ook in ons alledaags leven te belichamen. Tegen je kinderen zeggen dat ze niet racistisch mogen zijn is prima, schrijft Melinda Moyer, maar ze leren dat beter als ze het normaal vinden om met mama en papa op visite te gaan bij vrienden uit andere culturen.
Als ze thuis komen bij Marokkanen, dus. Doe jij dat? Hoe Marokkaans ben je?

Meer over:

opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.