Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Een ondoordringbare sekte

  •  
13-11-2011
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
51 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
Het leven aan de moderne universiteit
Het is niet gemakkelijk om ambitieus te zijn aan de universiteit dezer dagen. Tijd voor een extra studie is er niet, inspiratie van medestudenten is schaars en contacturen zijn dun gezaaid.
Voor een enkele studiebol is er hoop op een promotieplek, maar daar is een gelikt  curriculum vitae voor nodig en vooral enkele warme contacten met de professorenkaste. Ondertussen wordt ook dit carrièrepad moeilijk begaanbaar. In de koffiekamers klagen de academici steevast over de subsidiekraan die wordt dichtgedraaid. Begrijpen politici dan niet hoe belangrijk de wetenschap is voor de maatschappij? Henk en Ingrid hebben in ieder geval geen idee waar ze aan meebetalen. Want wat voeren die academici eigenlijk uit? Als iemand bij Pauw en Witteman beweert dat meneer X een ‘zeer bekende en vooraanstaande psycholoog’ is dan is X natuurlijk niet echt beroemd, maar academisch beroemd. Dat is andere koek. Beroemd wordt zo’n psycholoog pas als hij een massaoplichter blijkt te zijn.
Vrijplaatsen voor vrijdenkers zijn de universiteiten allang niet meer. Zijn ze het ooit wel geweest? Sinds de opkomst van de massa-universiteit aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd het voor steeds meer jonge geesten aantrekkelijk om op de campus te gaan werken. In plaats van een vrij maar onzeker bestaan als publicist lonkte de financiële zekerheid van de leerstoel, een fenomeen dat zich niet alleen in Europa, maar ook in Amerika voordeed. Neem Daniel Bell (1919-2011), Amerikaans socioloog, schrijver en een van de grootste intellectuelen van zijn tijd. Hij begon als journalist en was later hoofdredacteur van verschillende tijdschriften. Ook Bell kon de academische verleiding niet weerstaan. Hij had naar eigen zeggen vier redenen: juni, juli, augustus en september. Bell was niet eens gepromoveerd, maar gelukkig wilde Columbia University hem wel een doctorstitel geven voor zijn meesterwerk ‘The End of Ideology’ (1960).
Samen met die ideologieën stierven ook de intellectuelen uit. Onder de hoede van de academie bleek het goed toeven: regelmatige werktijden, sympathieke collega’s en duidelijke taakjes. Het universitaire leven gaf het intellectuele leven structuur en dat bracht een enorme professionalisering teweeg. De wetenschap werd systematischer en preciezer.
Dat had zijn schaduwzijde. De filosofen, historici en sociologen wilden maar al te graag zijn als de beta’s: échte wetenschap bedrijven. Dat moest dus ook op uiterst professionele wijze geschieden. Nieuwe bladen werden opgericht die een geheel eigen jargon ontwikkelden. Al snel waren de artikelen alleen nog leesbaar voor de gespecialiseerde intimi. Het grote publiek haakte af. Er moest bovendien een stevig inwijdingsritueel komen om de wetenschap zo zuiver mogelijk te houden. Dat werd het promotietraject. Talloze jonge promovendi werkten zich vier jaar lang in het zweet om een zo precies en wetenschappelijk mogelijk boek te schrijven. Dat het onderwerp meestal totaal triviaal was, dat deed er niet toe. Zolang het maar aan de maatstaven van de echte wetenschap voldeed.
Na de promotie telde nog één ding: publiceren. Het was niet een kwestie van publish or perish maar van publish in the right places or perish . Populair proza telde niet meer mee; het ging om publicaties in de ‘meest vooraanstaande’ tijdschriften. Waarbij ‘vooraanstaand’ zeker niet met ‘bekend’ moest worden verward. De obsessie met academische publicaties werd als de geldzucht op Wall Street. Stoppen kon niet meer want dan zou het hele systeem in elkaar storten. 
Galileo Galilei kreeg het aan het begin van de zeventiende eeuw aan de stok met de katholieke kerk. Niet omdat hij, net als Copernicus, geloofde dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom. Nee, wat de paus zo erg vond was dat Galilei zijn ideeën ook publiekelijk uitdroeg. Copernicus had netjes in het Latijn geschreven, de taal van de wetenschap. Maar Galilei ging opeens in het Italiaans, de volkstaal, schrijven en gooide zo de wetenschap op straat. Hij werd veroordeeld en moest tot 1992 wachten in de hel op een welgemeend excuus van de Heilige Stoel.
De ironie is dat de moderne wetenschap, een half millennium later, een nieuw soort Latijn heeft ontwikkeld. Dat is het Academisch Jargon. Deze taal vervult zo ongeveer dezelfde functie als het Latijn in de tijd van Copernicus. Het creëert een groep van intimi (de academici), vaste regels (de voetnoten) en rituelen (de promoties, de oraties en de conferenties). Het Academisch Jargon maakt van de wetenschap een vrijwel ondoordringbare sekte. Zo is de filosofie van ‘koningin der wetenschappen’ tot een uiterst technische aangelegenheid verworden.
Literatuurprofessoren analyseren inmiddels de metastatus van de metakant van een toch al niet erg toegankelijke roman. En voor wie gegrepen is door het postmoderne denken is alles tekst en theorie. Laatst was er een symposium over Arnon Grunberg in Utrecht. De auteur was zelf ook aanwezig en zei achteraf niet veel te kunnen met alle ingewikkelde beschouwingen over zijn werk. Maar ja, ‘de auteur is dood’ zeggen ze dan – volgende keer maar niet meer uitnodigen.
Een tijdje geleden werd ik als ‘advanced research master student’ uitgenodigd om me aan te melden (zeg gerust: te solliciteren) voor een conferentie over de ‘social responsibility of the Academics’ . Een van de vragen die aan de orde zou komen was: ‘Is it indeed the responsibility of the academic to be understood?’ Het antwoord was me al snel duidelijk: nee, natuurlijk niet. De begeleidende tekst sprak van een ‘sustained inter-disciplinary perspective’ om de zogenoemde ‘g-local situation’ van de ‘human condition’ te analyseren. ‘Renown scholars’ als Rosi Braidoitti en Joanna Bourke (wie kent ze niet?) zouden ook van de partij zijn. Ik heb nooit meer wat gehoord van de bevindingen van dit intellectuele theekransje – behalve dan dat de deadline voor het aanmelden was verlengd en de reiskosten zouden worden vergoed.
De academische vrijheid is inmiddels niet meer dan de vrijheid om academisch te zijn. En die levensstijl zit tjokvol met keiharde eisen die menig wetenschapper ma¬teloos frustreren. Reken maar dat ze het verschrikkelijk vinden als ze weer een zeikerige peer-review terugkrijgen van een artikel dat waarschijnlijk toch maar door een handjevol mensen wordt gelezen. Maar hebben ze een keus?
De opiniemakerij is ondertussen overgenomen door de televisiepersoonlijkheden en de journalisten. Die laatsten doen dat helemaal niet zo slecht. Maar echte intellectualiteit is moeilijk te combineren met de jachtigheid van bijvoorbeeld een krant. De druk van de deadlines speelt menig journalist parten; meer dan een bundel van een artikelen zit er meestal niet in.
Het grootste probleem is financieel van aard. Vroeger was het moeilijk om te leven van het schrijven, inmiddels is het onmogelijk. Voor de jonge denkers van vandaag is er eigenlijk geen keuze: je blijft bij de universiteit of je geeft het op. Toch zijn de enige Nederlanders die op een beetje publieke intellectualiteit prat kunnen gaan stuk voor stuk ongepromoveerd. Denk aan Bas Heijne, Henk Hofland, Joost Zwagerman, Coen Simon of Rob Wijnberg.
Misschien wordt het tijd dat de steeds kleiner wordende intelligentsia van dit land, gratis en voor niets, een doctorstitel krijgt − net als Bell indertijd. Dan kunnen deze publieke intellectuelen, parttime natuurlijk, aan academici leren wat die laatsten al lang geleden zijn verleerd: schrijven.
Rutger Bregman studeert en doceert geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Volgend jaar verschijnt zijn boek ‘Met de kennis van toen. Actuele problemen in het licht van de geschiedenis’ (Bezige Bij). Bregman twijfelt over zijn toekomst: de academie of het avontuur? Tips graag via Twitter: @rcbregman.
Dit artikel verscheen eerder in Trouw.

Meer over:

opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.