De bewindspersonen zouden deze werknemers op hun blote knieën moeten danken dat er zo weinig weerstand is tegen de sluiting van de centrales
Rond het klimaatakkoord gaat het de komende week spannen. We zien daarover veel in de media verschijnen dezer dagen. De planeet heeft meer CO2-reductie nodig dan wat politiek haalbaar is en tegelijkertijd lijkt zelfs een minimumscenario (van 49% reductie in 2030) al te gaan schuren met het draagvlak voor de energietransitie in de samenleving. De industrie wil niet aan de CO2-beprijzing, de boeren niet aan de terugdringing van de veestapel, de VVD wil niet aan rekeningrijden, van het CDA lijkt het helemaal niet meer te hoeven, Schiphol blijft sowieso buiten schot en ondertussen zijn de gele hesjes in opmars.
‘Handjes’ Wat echter nauwelijks aandacht krijgt is de rol van de werknemers in de transitie. Werknemers die aan de klimaattafels consequent met ‘handjes’ worden aangeduid. En dan alleen nog in de context van ‘tekort aan handjes’. Handjes die aan mensen vastzitten die een zeker bestaan willen opbouwen voor henzelf en hun families. Handjes van jongeren die nog moeten starten op de arbeidsmarkt. Handjes van scholieren die nog een beroepskeuze moeten maken en handjes van werknemers in de fossiele industrie die zeker weten dat hun baan gaat verdwijnen. Als FNV vragen we voortdurend aandacht voor hun positie, de kansen die de transitie biedt en de zorgen die we hebben, maar een paar bizarre fenomenen doen zich voor.
Compensatie De werknemers in de Nederlandse kolenketen (de centrales, de havens en het vervoer), verenigd in een FNV-actiecomité, hebben vorig jaar een internationale vakbondsprijs ontvangen voor hun inzet voor het klimaat. Zij zijn voorlopers in Europa, misschien wel in de wereld. Zij stellen dat het terecht is dat er een verbod op het gebruik van kolen komt, maar vragen tegelijkertijd aan de overheid dat als hun baan daardoor op het spel komt te staan, en dat is zo, dat zij dan op een rechtvaardige manier worden behandeld. Zij vragen onder meer om de vorming van een transitiefonds, zoals dat bijvoorbeeld in Spanje, België, Duitsland en Canada is gebeurd. Een volstrekt redelijke eis waar dit kabinet echter de grootst mogelijke moeite mee heeft. De bewindspersonen zouden deze werknemers op hun blote knieën moeten danken dat er zo weinig weerstand is tegen de sluiting van de centrales, maar kiezen ervoor om de strijd aan te gaan over een redelijke compensatiemaatregel.
Sector metaal moet aantrekkelijker Maar dit is niet het enige. Aan de klimaattafels zit ook de FME. De FME is de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. De koepel van handelsbedrijven, middelgrote en kleine industrie en grote industrie/multinationals die actief zijn in de sectoren metaal, elektronica, elektrotechniek en kunststof (sic). De sector bij uitstek waar tijdens en na de energietransitie heel veel werknemers nodig zijn. Een sector waarvan je zou willen dat jongeren daar een bewuste keuze voor zouden maken. En die je dus aantrekkelijk moet maken om (toekomstige) werknemers te werven en te behouden. Werknemers die met een mooie baan in de metaal een zeker bestaan op kunnen bouwen. Aan de winsten die de bedrijven maken kan het niet liggen: die zijn hoog genoeg.
FME frustreert gesprekken Daar is feitelijk maar een ding voor nodig: bied werknemers in de metaal een fatsoenlijke loonsverhoging. Voer het generatiepact in, stop met jeugdschalen en laat werknemers zelf beslissen hoe en wanneer ze zich scholen. En regel dat nu in de cao. Logisch zou je zeggen; een win-win-win-situatie voor de werkgevers, werknemers en het klimaat. Maar niets is minder waar: al maandenlang frustreert de FME de cao-gesprekken met de vakbonden.
Maatschappelijke transitie Het resultaat: een inmiddels verbeten strijd met ook nu weer stakingen bij een aantal grote bedrijven in Drenthe, als gevolg van de onbegrijpelijke houding van de FME. De FME grijpt de energietransitie aan om zich te profileren als moderne koploper, maar ontpopt zich in werkelijkheid als een feodale werkgeversorganisatie. Het is duidelijk wat ik daar als vakbondsbestuurder van vind, maar de samenleving – met de politiek als onze vertegenwoordigers – zou zich ook moeten realiseren dat de energietransitie faliekant mislukt als er geen mensen meer te vinden zijn die de transitie voor ons moeten realiseren.
Laat er geen misverstand over bestaan: de FNV is van mening dat het Verdrag van Parijs (mét een versnelling naar 55%) ambitieus moet worden opgepakt. We hebben de planeet immers slechts te leen, maar het zou ons een lief ding waard zijn als de politiek zich meer zou realiseren dat de energietransitie vooral een maatschappelijke transitie is, waar niet alleen draagvlak onder de burgers, maar ook de rechtmatige positie van werknemers een verantwoordelijkheid is.