Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Herinneringen aan Mies Bouwman

  •  
27-02-2018
  •  
leestijd 7 minuten
  •  
63 keer bekeken
  •  
PHILIPS_17TX250_A___06_19592
Hij vroeg zich af waarom zij meedeed aan een programma van opdemmers die zichzelf geweldig vonden
Ik was dertien jaar. Dus moest ik direct na het Journaal naar bed. Mijn ouders stonden toe dat ik het nieuws volgde omdat ze mij tenslotte naar het gymnasium hadden gestuurd – in een vlaag van zelfoverschatting en pestverbeelding zoals een groot deel van onze omgeving dacht. Het nieuws kwam mijn opleiding misschien ten goede maar voor het overige hoorden kinderen van mijn leeftijd althans door de week tijdig in bed. Alleen op zaterdag mocht ik de hele avond televisie kijken – dat wil zeggen tot Bussum er tussen half elf en elf uur in de avond er de brui aan gaf. Op mijn vijftiende nog moest ik nog om een uur of negen onder de wol.
Natuurlijk probeerde ik na afloop van het Journaal te blijven hangen. Dit heette het “liedje van verleng” en werd uiterst zelden met succes bekroond. Het was dus duidelijk dat er veel gesmeek en gesoebat nodig zou zijn om althans een deel van “Open het Dorp” te mogen volgen. Het Nieuwe Dagblad had vol gestaan met voorpubliciteit over deze marathon-uitzending, die maar liefst vierentwintig uur zou duren.
Bepaald onmuzikaal Ook de televisie zelf maakte het publiek zo lekker mogelijk. Ik meen dat het in de vroege vooravond van een zondag was dat in een of ander programma werd verteld, welke beroemde artiesten allemaal bij Mies Bouwman hun opwachting zouden maken. Nu waren we bij ons thuis bepaald onmuzikaal. Mijn vader zag liever toneelstukken en komische optredens dan zangers en zangeressen. “Zware” muziek was helemaal uit den boze en wij wisten zeker dat concertbezoekers opdemmers waren, die opgesloten in de zaal steeds wanhopig op hun horloge keken om te zien of het nou eindelijk eens afgelopen was. Dat was in bijna de hele familie zo en mijn tante Bets deed showballetten af als “dat gespring”. “Dan krijg je weer de hele avond dat gespring|”. Ik smeekte om op te mogen blijven maar mijn vader gaf aanvankelijk geen krimp. Hij onderbrak de opsomming van de bekende Nederlanders steeds weer met een sarcastisch uitgesproken “zang”. Daar zei hij het weer “zang”. Wilde ik voor die hinderlijke onzin opblijven?
Het geheugen speelt rare spelletjes met de mensen en daarom moet je voorzichtig zijn met herinneringen, vooral als ze  van lang geleden dateren. Ik weet zeker dat mijn vader steeds sarcastisch “zang” zei maar dat kan best bij een andere gelegenheid zijn geweest. Hoe dan ook, ik mocht uiteindelijk toch opblijven en het zal wel een uur of tien half elf zijn geworden, voordat ze mij, zoals dat heette “naar bed tremden”. De volgende dag moest ik natuurlijk naar school maar ik haastte mij in de middag zo snel mogelijk naar huis terug, een hele rit met bus 44 en 40 want ik zat in Rotterdam op het Sint Franciscuscollege. Mijn ouders hadden mij veiligheidshalve naar een school gestuurd waar niemand mij kende. Zij vreesden dat ik op het nabije Sint Liduinalyceum – vijf minuten van ons flatje – om mijn arbeidersafkomst zou worden getreiterd en gepest. Op het Franciscuscollege aan het G.W. Burgerplein recht tegenover de villa die veertig jaar later beroemd zou worden als het Palazzo di Pietro, wist niemand iets van mijn achtergrond. Het was trouwens een uitstekende school. De rector Pater Geers placht te zeggen: “Met een diploma van het Sint Franciscus College gaan de deuren van het bedrijfsleven wagenwijd voor je open”. Het was geen bekakte school. Mijn medeleerlingen kwamen voornamelijk uit de Rotterdamse middenstad zoals Paul Brijs van de bekende herenmodezaak Brijs.
De tafel gedekt Thuis zat mijn moeder al aan het toestel gekluisterd voor zover de voorbereidingen van het avondmaal zulks toelieten. Schiedamse huisvaders wensten thuis de tafel  gedekt te zien als zij na een dag hard ploeteren thuis kwamen. De laatste uren van het programma staan mij helder voor de geest. Mijn vader en moeder schamperden een beetje over de talloze gulle gevers die na een halve dag collecteren naar Hilversum waren gereisd en nu voor hun moment of fame de opbrengst persoonlijk aan Mies Bouwman probeerden te overhandigen, wat door de grote toestroom op den duur alleen de meest hardnekkigen nog lukte.
Daar verscheen Wim Kan in beeld. Hij vroeg aan Mies of hij in de uitzending even mocht bellen. Hij kreeg grote industriëlen aan de lijn die allemaal bedragen van rond de vijfentwintigduizend gulden toezegden. In die tijd was het absoluut taboe voor de omroep om bedrijfsnamen te noemen. Men had het bijvoorbeeld over een gloeilampenfabriek in het zuiden des lands. Wim Kan hield zich aan die norm, maar hij zei wel: “O ja, mijnheer Dreesmann, hoe gaat het met die Vrome man van U?” Mijn vader vond het geweldig. Hij was volledig om en geheel in de ban van Mies. In het Nieuwe Dagblad lazen wij later dat zij zich die vierentwintig uur op de been had gehouden door achter het décor nu en dan snel een biefstuk brood te verschalken. Op camera verscheen steeds een dankbare dokter Klapwijk, die de opbrengst zou krijgen voor de bouw van Het Dorp, een wijk waar ernstig gehandicapten zelfstandig zouden kunnen wonen. In tien minuten lulde Wim Kan honderdduizend gulden bij elkaar. Nederland was erg verguld met Mies Bouwman, die stond voor de nationale vrijgevigheid. Mies Bouwman was een soort spiegel geworden en Nederland zag daarin zichzelf: de hele wereld kon aan deze menselijkheid en goedgeefsheid een voorbeeld nemen. Zij was nog eens wat anders dan Soekarno, die beter zijn volk te vreten kon geven dan te dreigen met oorlog om Nieuw-Guinea. Toen het allemaal afgelopen was, begreep ik dat er geschiedenis was gemaakt en liet mij na het Journaal gehoorzaam naar bed tremmen.
In den beginne was het beeld “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” was op zaterdagavond. Dan mocht ik opblijven. De bekende tune van het programma, gezongen door Yoka Beretty, kan ik nog neuriën. En zo heb ik het item “beeldreligie” gezien. Mies Bouwman deed er niet eens aan mee. Peter Lohr – een vergeten man maar hij was schouwburgdirecteur – droeg de eerste verzen van het Johannesevangelie voor. Dat luidt: “In den beginne was het woord. En het woord was bij God en het woord was God”. Het maakte als “laatste evangelie” deel uit van elke heilige mis. De kerk was dan bijna uit. Ik kon de tekst dromen. Maar Lorre zei steeds “beeld” in plaats van “woord” en het scherm toonde televisie-antennes. Wat zei hij nu? “En het beeld was bij God en het beeld was God”. “Hier krijgen zij gesodemieter mee”, zei mijn vader en verder zei hij niets. Hij vroeg zich wel af waarom iemand als Mies Bouwman aan zo’n programma meedeed, van opdemmers, die zichzelf geweldig vonden.
Na het weekend op maandagochtend brak de shitstorm uit zoals we dat tegenwoordig noemen. Pers en politiek gingen enorm tekeer. De Volkskrant deed niet onder voor de Telegraaf. Op school was de verontwaardiging groot. Maar een week later zaten wij in de kerk en een jonge pater beklom de preekstoel om ons de oren te wassen. Waren wij niet iets vergeten in onze allesoverheersende welvaart? Had ‘Zo is Het’ geen gelijk? Was het beeld niet onze god geworden? Daarna zal hij wel verder zijn gegaan over het gouden kalf.
Opnieuw speelt de herinnering een raar spel met me. Peter Lohr zei iets heel anders dan ik mij glashelder herinner zoals uit deze beelden blijkt:
Wonderful Radio London Een paar jaar later kwam er nog een nacht: ik mocht toen al lang de hele avond opblijven omdat ik anders mijn huiswerklast niet zou kunnen voltooien. Maar ik zat met mijn vader verbijsterd voor het toestel. Het was de nacht van Schmelzer waarin het rooms rode kabinet Cals ten val kwam. Sindsdiens heeft mijn vader nooit meer op de KVP gestemd die hij daarvoor verantwoordelijk achtte. En op de radio in mijn kamertje luisterde ik de hele middag naar een bevrijdend geluid: wonderful Radio London. Ik gaf de voorkeur aan de Stones boven de Beatles.
En mijn kleine broertje, die dit jaar 62 wordt en met behoorlijk weer de Audi laat staan om op de Yamaha tussen de files door naar zijn lab te manoeuvreren, mijn kleine broertje hoefde op de lagere school al niet meer om acht uur naar bed. De tijden waren radicaal en drastisch en abrupt veranderd.
Twee weken geleden bleek mijn stamkroeg geheel gevuld met middelbare scholieren. Het was klas twee Atheneum van het Schravenlantlyceum vlak bij mijn huis. Ze droegen geen merkkleding, deze beginnende pubers. Ze spraken niet bekakt maar klonken vaak mediterraan. Ze bewogen zich nog ongemakkelijk in de wereld waar het Atheneum hen binnenleidde. Ze hadden het thuis niet breed, kon je zien en ze waren van hun familie de eerste generatie die door mocht leren. Ze hadden nog veel obstakels en dom onbegrip voor zich. Ze zouden zich stuk voor stuk van allerlei geestelijke kluisters moeten bevrijden. Niemand anders kon dat. Dat moesten ze zelf doen. De wethouder kwam en reikte een wisselbeker uit. Dit was het echte Nederland waar je met gerust hart trots op mocht zijn.

Meer over:

mies bouwman, opinie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.