Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Het leven van de babyboomers

  •  
18-10-2016
  •  
leestijd 7 minuten
  •  
371 keer bekeken
  •  
Schermafbeelding-2016-10-18-om-10.13.56

© cc-foto: SP

Een vriendelijke brief van opa van der Horst aan Gerard Rinse Oosterwijk
Beste Gerard,
Zojuist lees ik op onze geliefde website dat ik als babyboomer medeverantwoordelijk ben voor de treurige situatie van jou en je leeftijdgenoten. Ik heb een prima pensioen, schrijf je, mijn huis is afbetaald en ik heb altijd een vaste baan gehad. Jij daarentegen wordt geconfronteerd met onbetaalbare koophuizen, flexcontracten en enorme studieschulden. Je wil daarom een vergrijzingsverdubbelaar. Wat er allemaal extra wordt uitgegeven aan de ouden van dagen, dat moet net zo goed naar de jongeren gaan. Anders kunnen jullie straks de enorme inspanningen niet leveren om ons in leven te houden, ons babyboomers dan. Ook stel je voor om houders van een diploma of graad een speciale taks op te leggen, die ze hun leven lang moeten betalen in plaats van dat zij worden opgezadeld met een rentedragende lening.
Academicibelasting Dat laatste herken ik. Dat was destijds tegen het eind van de jaren zestig ook onze eis, althans die van de linkse studenten. Je had toen een succesvolle Studenten Vakbeweging (SVB), die studieloon eiste, te financieren uit een academicibelasting voor alle afgestudeerden. Zo’n systeem kende Nederland toen niet. Er bestonden wel rijksstudietoelagen en de hoogte daarvan hing af van wat je ouders verdienden. Mijn vader was typograaf en behoorde tot de arbeidersstand. Daarom kwam ik in aanmerking voor een volledige toelage waarvan je net kon leven. Die bestond voor de helft uit een gift en voor de helft uit een renteloze lening. Verdienden je ouders wat meer, dan kreeg je of een gedeeltelijke toelage of niets en een beursgedeelte – als ik het me goed herinner – zat er dan niet bij. Studeerde je snel en haalde je hoge cijfers – zeg maar een acht of meer – dan werd die renteloze lening ook omgezet in een beurs. Dit is misschien een tip voor hedendaagse ministers die studenten willen stimuleren om snel met goede cijfers af te studeren.
Ergens in de jaren zeventig al verdween het beurzengedeelte en minister Deetman was tijdens het eerste kabinet Lubbers verantwoordelijk voor de invoering van rentedragende leningen. Hij voerde ook dat beursje voor alle studenten – arm of rijk – in dat nu door de huidige generaties studenten zo vurig wordt terugverlangd. Om het maandbedrag verder te kunnen verlagen, kwam die jaarkaart voor het openbaar vervoer tot stand. Hoe dan ook, de strijd van de linkse babyboomers voor een studieloon, te financieren uit een academicibelasting is helaas mislukt. Ik prees mij overigens gelukkig dat ik als eerste van de familie Van der Horst naar een universiteit ging. Voor de meeste babyboomers, zeker voor de ouderen onder hen die vlak na de oorlog waren geboren, was een hogere opleiding absoluut niet vanzelfsprekend. De percentages hbo-ers en academici stegen weliswaar snel maar hadden nog lang niet de omvang van nu bereikt. Aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig was dat voor de overheid wel aanleiding om de aanvangssalarissen voor hoger opgeleiden stevig te verlagen. Er was toch aanbod genoeg.
Ziekenfonds Wat de ziektekosten betreft het volgende. Je had in die oude en vreselijke dagen een tweedeling: lager betaalden waren verplicht verzekerd in het ziekenfonds. Op een gegeven moment overschreed je een inkomensgrens en dan werd je particulier. Dan moest je op de vrije markt een verzekering afsluiten. Dat heb ik ook gedaan. Decennia lang had ik geen dokter nodig. Wel een tandarts en een opticien, maar die werden door ziekenfonds noch particulieren gedekt. Toch betaalde ik het volle pond aan premie. Decennia, kun je wel zeggen. Decennia. Nu ik de zes kruisjes achter de rug heb, kom ik soms bij de dokter die dan mijn bloeddruk controleert, mijn cholesterol en nog een paar dingetjes. Ook moet ik medicijnen slikken. De laboratoriumkosten en de medicijnen vallen onder het eigen risico. Ja, zo gaat dat. Eerst betaal je decennia lang premie zonder dat er iets tegenover staat. Dan word je wat krakkemikkiger en bijgevolg een schip van bijleg. Zo werkte het systeem.
Pensioenpremie Ik meen dat ik in 1971 voor het eerst premie heb betaald aan het ABP. Ik had geen keuze. Dat was verplicht. Ik kon noch het pensioenfonds aanwijzen noch de hoogte van de premie bepalen en ook die afdrachten gingen decennia lang door. Wij waren daar in het algemeen wel tevreden mee. Zij die boven ons gesteld waren, garandeerden ons een behoorlijk pensioen. Zij beloofden ons dat pensioen niet. Zij garandéérden het. Wij hoorden verder nooit wat van het ABP. Niemand hoorde ooit wat van zijn pensioenfonds. Wij dachten dat het allemaal wel goed zat. Zo betaalden wij ook allemaal premie voor de WW en de AWBZ. AOW-premie betaalden we natuurlijk ook. De VVD-ers onder ons babyboomers morden daar wel over maar in het algemeen geschiedden die afdrachten con amore want we wisten dat er ook wel eens tegenwind kon komen. We waren trots op ons Nederland dat zijn burgers tegen de slagen van het noodlot verzekerde.
Vakbond Het werkte in onze dagen zo: je kreeg een contract voor twee maanden en als het dan niet beviel, dan flikkerden ze je eruit. Daarna volgde een contract voor een jaar. En dan kreeg je bij gebleken geschiktheid een vaste aanstelling. Een tussenoplossing was een extra jaarcontract omdat er twijfels bestonden bij het bedrijf. Dat is mij een keer overkomen. Het was een goed systeem dat in stand werd gehouden door een krachtige vakbeweging. Het was vanzelfsprekend dat ik lid werd van een bond zodra ik mijn eerste serieuze baan kreeg. Samen stonden we sterk. Dat bleek tijdens ónze economische crisis, die van de jaren tachtig, toen Wim Kok en en premier Lubbers het akkoord van Wassenaar sloten.
Het kwam erop neer dat wij akkoord gingen met stilstand en achteruitgang op het loonfront in ruil voor werkgelegenheid. Zo deden wij dat in die dagen. Wij waren ook bereid om mee te betalen aan de VUT of de vervroegde uittreding zodat er meer plek kwam voor jongeren op de arbeidsmarkt. Je kon met 63 jaar eruit. Nog voor de eerste babyboomers daaraan toe kwamen – eind jaren negentig – maakte de VUT plaats voor iets dat FPU heette. Dat was een sigaar uit eigen doos. Je mocht wel eerder stoppen maar dat stond een lagere pensioenuitkering tegenover en die FPU gold alleen voor boomers die voor 1950 geboren waren.
Koophuis met woonvergunning Zo rond 1980 kon ik in principe gaan denken aan een eigen koophuis. Je moest daarvoor goed op je tellen passen want je mocht niet zomaar je eigen woning betrekken. Daar was een vergunning van de gemeente voor nodig en die keek dan naar je inkomen. Ik mocht best een goedkoop huis kopen maar dat zou ik dan nooit zelf mogen betrekken gezien mijn inkomen. De meeste gemeentes eisten bovendien naar economische binding en vooral dorpen hadden een systeem waarbij ingezetenen veel gemakkelijker een woonvergunning kregen dan forenzen. Dat was om er voor te zorgen dat allerlei welgestelden de kinderen van de ingezetenen niet uit het dorp verdrongen, zoals nu op grote schaal gebeurt.
Van 100% financiering door de banken had nog nooit iemand gehoord. Ik had dus eigen geld nodig. Bovendien zou ik alleen maar een woonvergunning krijgen voor een huis ver boven de ton, toen vergeleken met de hoogte van de salarissen en het prijsniveau een enorm bedrag. Dat was allemaal geen optie en zo bleef ik een huurder in de vrije sector, zoals dat heette want voor een woningwetwoning kwam ik met mijn opleiding en mijn salaris uiteraard niet in aanmerking. En terecht. Dat was het zo’n beetje, dat leven van ons. De gevolgen zijn duidelijk. Je kunt de babyboomers niet over een kam scheren. Het gaat niet aan om ze te associëren met een geweldig pensioen en een afbetaald huis. Dat geldt maar voor een bepaalde categorie onder hen. Heel veel babyboomers moeten het doen met een AOW en een pensioentje van een paar honderd euro bovenop die minimale uitkering. Het eigen risico kan dan schraalhans keukenmeester maken. Het feit dat dat de AWBZ met een pennenstreek vervangen is door een heel schrale WIZ, die door de gemeente – met zijn keukentafelgesprekken – wordt uitgevoerd, maakt het leven voor deze ouderen er niet onbezorgder op. En dan heb je ook nog die voor sommige categorieën van de babyboomers zoals de voormalige metaalarbeiders, al gerealiseerde kortingen.
Veel babyboomers zien met lichte verbijstering hoe jongeren zich afkeren van vakbonden omdat zij denken voor zichzelf en als individu betere resultaten te kunnen uitonderhandelen, zoals zij dat in slecht Nederlands zeggen. Wij zien de resultaten: flexbanen voor lage loontjes, echte banen vermomd als stageplekken. Zulke babyboomers stellen bovendien vast, dat het vaak leeftijdgenoten zijn – de gerontocraten van politiek en bedrijfsleven in hun heilloos bondgenootschap met bolleboffen uit de generaties daaronder – zeg maar de Ruttes en de Asschers – die op alle mogelijke manieren proberen de verzorgingsstaat te ontmantelen. Zulke babyboomers passen er voor om met die leeftijdgenoten op een hoop te worden gegooid. Dat komt omdat zij onwillekeurig nog denken in belangentegenstellingen, in de strijd tussen arm en rijk en niet in een oorlog tussen generaties.
Deze machthebbers zien het maar al te graag dat de op een breed front genaaide jongeren de strijd aanbinden met eenvoudige gepensioneerden in plaats van met hen. Des te zorgelozer kunnen zij hun balletje blijven slaan op de golfbaan. Ik wou dat toch even toevoegen aan je artikel over de babyboomers, beste Gerard. Misschien kunnen we nog de handen ineenslaan voor dat studieloon met academicibelasting. Wat in het vat zit verzuurt niet!

Meer over:

politiek, opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.