Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Islamitische jongeren, antisemitisme en legitieme kritiek op Israël

  •  
22-06-2015
  •  
leestijd 13 minuten
  •  
362 keer bekeken
  •  
RTEmagicC_17db1aa732.jpg
De tien grootste controverses in het antisemitismerapport
Het onderzoek ‘Antisemitisme onder jongeren in Nederland’ dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken werd uitgevoerd, bracht een schok te weeg in de media. Islamitische jongeren zouden vaak antisemitische opvattingen koesteren. Maar blijkt dat ook echt uit het rapport? In deze longread fileert Jaap Bosma de conclusies en onderzoeksmethode.
Het onderzoeksrapport van het Verwey-Jonker Instituut over antisemitisme onder jongeren in Nederland geeft enerzijds aanleiding tot een duidelijke conclusie, maar anderzijds tot tien controverses.
De duidelijke conclusie De duidelijke conclusie van het rapport is dat negatieve gevoelens over Joden sterk samenhangen met boosheid over het gedrag van Israël jegens de Palestijnen. Het door moslimjongeren “niet zo positief” denken over Joden in Israël (40%), de staat Israël (62%) en zionisten (66%) ligt veel hoger dan het “niet zo positief” denken over Joden in Nederland (12%).
De onderzoekers constateren “dat bij de islamitische jongeren boosheid en onbegrip samengaan met niet-positief denken over zionisten en de staat Israël, en deels met Joden in Israël”, maar ze constateren ook “dat de meeste jongeren hun boosheid niet projecteren op Nederlandse Joden.” Ze zien “een duidelijk trigger-effect voor anti-Israël sentimenten door incidenten die plaatsvinden in het conflict tussen Israël en de Palestijnen.” Ze zeggen ook dat boosheid op Israël tot antisemitische uitingen kan leiden: “Hoewel de boosheid van de meeste jongeren zich richt op de Israëlische rol in het conflict met de Palestijnen, en niet op de Joden in Nederland, zijn de uitingen van de jongeren vaak minder gedifferentieerd.”
Negatief denken over Israël hangt volgens het onderzoek volgens sommige indicatoren wel samen met de mate van ‘moslim zijn’, maar volgens andere weer niet. Voor de houding ten opzichte van Joden in Nederland vind men geen effect van de mate van ‘moslim zijn’. Een verschil dat men wel ontdekte is dat jongeren met een Turkse achtergrond negatiever denken over Israël dan jongeren met een Marokkaanse achtergrond.
Controverse 1 Uit de enquête blijkt dat 10% van de islamitische jongeren “niet zo positief” denkt over Nederlanders en 12% “niet zo positief” over Joden in Nederland. Ook denkt 27% van de niet gelovige jongeren en 34% van de christelijke jongeren “niet zo positief” over moslims.
Ik heb de moeite genomen de totaalcijfers voor “niet zo positief denken over … in Nederland” te berekenen kom op 4% voor Joden en 24% voor moslims. Als we aannemen dat deze cijfers correleren met antisemitisme en islamofobie dan moeten wij ons over beide zaken grote zorgen maken, maar vooral over islamofobie. De indicator voor islamofobie staat zes keer zo hoog als die voor antisemitisme. Minister Asscher negeert dit feit volledig, hij vindt het “schokkend te zien dat in de richting van een kleine gemeenschap als de Joodse duidelijk negatieve gevoelens onder een deel van de jongeren voorkomt”. Op basis van dit rapport slaat dat nergens op.
Op basis van indicatoren buiten dit rapport, zoals meldingen van antisemitische incidenten, is er wel reden geschokt te zijn over antisemitisme, maar die redenen zijn er ook voor discriminatie van allochtonen. Een islamofobe partij staat al jaren hoog in de peilingen en er is ook sprake van concrete discriminatie. Het SCP hield een onderzoek in de regio Haaglanden waaruit blijkt dat autochtone briefschrijvers anderhalf keer zoveel kans hebben op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek dan even gekwalificeerde Nederlanders met een Hindoestaanse of Marokkaanse achtergrond. Minister Asscher is dus selectief in zijn verontwaardiging.
Controverse 2 Antisemitische uitingen door voetbalsupporters blijken niet tegen Joden gericht, maar tegen Ajacieden of Amsterdammers. De achtergrond van antisemitische spreekkoren is in grote trekken niet antisemitisch. Toch spreekt men in de media vaak van “antisemitisme” in plaats van het nauwkeurigere en minder verwarrende “antisemitische uitingen”. Dat laat onverlet dat antisemitische uitingen rond het voetbalveld bestreden dienen te worden, want zoals Ronald Leopold in Trouw schreef “De incidenten zorgen er voor dat ‘Jood’ ook steeds vaker negatieve associaties krijgt.”
De onderzoekers merken trouwens niet op dat de slogan “Hamas, Joden aan het gas” naast antisemitisch ook islamofoob is vanwege het vooroordeel dat Hamas uit zou zijn op genocide op Joden.
Controverse 3 75% van de moslimjongeren vindt dat de Nederlandse media te veel partij kiezen voor Israël. Zijn de Nederlandse media, politiek en bevolking partijdig in het conflict? Zeker!
Israëls gedrag wordt vaak in een bepaalde context geplaatst, geframed. Medestanders gebruiken wat men kan omschrijven als het “zelfverdedigingsframe”, en critici wat men kan omschrijven als het “kolonisatieframe”. Het kolonisatieframe past beter bij de feiten.
Zionisme is de ideologie die een gebied dat honderd jaar geleden Arabisch was Joods wilde en wil maken. Zionisten stichtten kolonies en doen dat nog steeds. Oost-Jerusalem is door Israël illegaal geannexeerd en van de Westelijke Jordaanoever wil het zoveel mogelijk hebben, liefst met zo weinig mogelijk Palestijnen. Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie Adalah kent het land meer dan vijftig wetten die Palestijnen direct of indirect discrimineren. Zelf heb ik onderzocht (en hierover gepubliceerd in een academisch tijdschrift) hoe de zionisten de grootschalige etnische zuiveringen van 1948 rechtvaardigden. Zij gebruikten steeds het zelfverdedigingsframe. Sindsdien overheerst het zelfverdedigingsframe de westerse opinie over Israël.
Illustratief voor het frame en de overheersing ervan is wat de Israëlische historicus Ilan Pappé over de beginperiode van de etnische zuiveringen in 1948 schrijft: “De redacteuren van Ben-Goerion’s dagboek waren verbaasd …. [het] dagboek verraadt niets van een dreigende catastrofe of een ‘tweede Holocaust’ zoals hij in zijn publieke optredens gepassioneerd verkondigde.”
Het zelfverdedigingsframe overheerst in Nederland. Acties en gedrag van Israël worden vaak in deze context geplaatst. Neem als voorbeeld het lesboek van uitgeverij Noordhoff waar Israël kritiek op had omdat oud-premier Begin erin als terrorist omschreven wordt. Dit lesboek gebruikt continu, in weerwil van de feiten, het zelfverdedigingsframe.
Het zelfverdedigingsframe lijkt bij te dragen aan antisemitisme. De onderzoekers schrijven: “Islamitische jongeren ervaren een discrepantie tussen de berichtgeving in Nederlandse media, berichtgeving in buitenlandse media en berichtgeving op sociale media. Deze verschillende waarnemingen leiden tot verwarring en woede, maken jongeren vatbaar voor complottheorieën, leiden verder tot negatieve houdingen jegens Joden in Israël en vormen een belangrijke trigger voor antisemitische uitingen.”
Autochtone Nederlanders identificeren zich gemakkelijker met de mede-westerse staat Israël, en Nederlandse moslims identificeren zich gemakkelijker met de overwegend islamitische Palestijnen. Gevoegd bij de vooral aan Israëlische zijde enorme beeldvervorming is dit een recept voor onbegrip en tweespalt. Het zou beter zijn als iedereen even zijn eigen identiteit terzijde schuift en oordeelt op basis van de feiten.
Controverse 4 De onderzoekers en de “focusgroepen” zijn niet neutraal over het Israël-Palestina conflict. De onderzoekers nemen bijvoorbeeld duidelijk een standpunt in over wat het zionisme is en plaatsen dit in het zelfverdedigingsframe: “‘Zionisme’ wordt normaal gesproken begrepen als het streven naar behoud van de staat Israël. Maar deze term heeft onder jongeren vaak de betekenis gekregen van een agressieve, soms oorlogszuchtige ideologie waarin de bezetting van de Palestijnse gebieden en militaire acties door Israël worden gesteund of toegejuicht, zo begrepen wij uit de gesprekken met jongeren en experts over dit onderwerp.” In onderzoeksland is deze vooringenomenheid een doodzonde.
Er zijn meer zaken waaruit vooringenomenheid blijkt. Het rapport bezigt de term “anti-Israëlsentiment” als synoniem voor wat in de enquête “boos zijn door het conflict en Israël hiervan de schuld geven” heet. Daarmee wordt weer het zelfverdedigingsframe als uitgangspunt genomen.
“Anti-Israël” impliceert dat de jongeren tegen Israël zijn in plaats van tegen wat Israël doet, en sentiment drukt uit dat deze boosheid eigenlijk los staat van de werkelijkheid en er zelfs mee in tegenspraak kan zijn. Waarom niet gewoon, neutraal en nauwkeurig spreken van “boosheid op Israël”? De onderzoekers schrijven ook dat “bij de islamitische jongeren boosheid en onbegripsamengaan met niet-positief denken over zionisten en de staat Israël”. Met andere woorden, de onderzoekers nemen weer een standpunt in door te suggereren dat islamitische jongeren niet oordelen op basis van feiten, maar op basis van onbegrip.
Het rapport beweert dat door Joden in Israël “heel verschillend” gedacht wordt over het conflict.” Binnen het zelfverdedigingsframe is dat waar, maar er zijn maar zeer weinig Israëlische Joden die buiten dit frame treden. Daarmee suggereert het rapport weer dat het zelfverdedigingsframe overeenkomt met de werkelijkheid.
Mensen die alleen de samenvatting lezen worden op het verkeerde been gezet: “Slaan of schoppen van Joden in Nederland kan bij 4 procent van de islamitische jongeren in ons onderzoek op veel begrip rekenen, en bij 3 procent op enig begrip.”. Bij de vraag in de enquête wordt echter een context geschapen, nl. “Stel je voor dat bij een bombardement van het Israëlisch leger een groot aantal Palestijnse vrouwen en kinderen omkomt. In hoeverre heb je er begrip voor als jongeren onderstaande acties uitvoeren vanwege dit incident?”
Controverse 5 Net als Joost de Vries in de Volkskrant moet ik concluderen dat de onderzoekers antisemitisme helemaal niet meten. Ze schrijven dat het rapport het antwoord geeft op de vraag “In welke mate komen antisemitische vooroordelen voor onder welke groepen jongeren?”, maar dat maken ze niet waar. De onderzoekers geven aan dat er verschillende definities van antisemitisme zijn, maar kiezen zelf niet een definitie die ze willen gebruiken om op basis daarvan antisemitisme te meten. Hoe kun je antisemitisme dan meten? De metingen die de onderzoekers doen zijn zeker belangrijk voor het begrijpen en bestrijden van antisemitisme, maar ze meten antisemitisme noch antisemitische vooroordelen.
Twaalf procent van de islamitische jongeren denkt “niet zo positief” over Joden in Nederland en bijna 30 procent van de autochtone jongeren denkt “niet zo positief” over moslims, maar “niet zo positief denken over …” kan natuurlijk niet direct gelijk gesteld kan worden aan antisemitisme of islamofobie.
Waarmee meten de onderzoekers antisemitisme dan wel? Misschien met de vraag over het “begrip hebben” voor het slaan of schoppen van Joden na een Israëlische aanval waarbij veel Palestijnse vrouwen en kinderen zijn omgekomen? Maar “begrip hebben” is natuurlijk wat anders dan het “goedkeuren” of het “zelf doen”, en bovendien is de vraagstelling “na een Israëlische aanval” suggestief. Meet men dan een antisemitisch vooroordeel?
Het CIDI heeft een lijst van vooroordelen die men kan testen. De enige waar een vraag uit de enquête dicht bij komt is “[zeggen] dat ‘de’ Joden/Israëli’s de wereld/media/enz beheersen of samenzweren om dat te bereiken”. De enquête vraagt slechts of men denkt dat “Joden achter de schermen veel invloed hebben (zoals in de media of in de financiële wereld)”. Deze vraag staat ver van het criterium van het CIDI, en bovendien kan het ook een feit zijn dat Joden achter de schermen veel invloed hebben. Amerikaanse media leken een soort zelf-censuur toe te passen toen ze vorig jaar tijdens de aanval op Gaza twee correspondenten die enige empathie met de Palestijnen vertoonden, Ayman Mohyeldin en Diana Magnay, onmiddellijk overplaatsten. Amerikaanse academici als Norman Finkelstein en Steven Salaita zijn aanstellingen mis gelopen die ze zeker hadden gekregen als ze geen kritiek op Israël hadden gehad. Toen het blad “Fortune” in 1997 aan congresleden en hun staf vroeg welke lobby het machtigst was eindigde AIPAC, de belangrijkste organisatie van de Israël-lobby, als tweede. Clintons Midden-Oosten gezant, Dennis Ross , had sterke banden met de Israël-lobby. Palestijnse onderhandelaars klaagden zelfs dat ze met twee Israëlische teams moesten onderhandelen – één onder Israëlische vlag, en één onder Amerikaanse vlag. Obama’s speciale gezant, Martin Indyk , is ook afkomstig uit de Israël lobby. Kortom, in Amerika zijn er voorbeelden zat dat de grotendeels Joodse Israël-lobby achter de schermen veel invloed heeft. Een positief antwoord op de vraag in de enquête zegt dan ook niets over een antisemitisch vooroordeel.
Als de onderzoekers geen antisemitisme of antisemitische vooroordelen gemeten hebben, terwijl ze dat wel beweren, laat dat het trekken van conclusies over aan anderen. Het gevaar is dat er dan gebagatelliseerd wordt, of juist overdreven. Het CIDI bijvoorbeeld noemt de onderzoeksresultaten “concrete cijfers over het niveau van antisemitisme in Nederland”. We moeten hiermee uitkijken vanwege de volgende controverse.
Controverse 6 Het rapport maakt geen melding van een belangrijk feit over antisemitisme. Alexander Pechtold legde in “ Dit is de dag ” uit waarom D66 een kamermotie over afwijzing van antisemitisme niet steunde: “Een ex-PVV-er die kritiek op Israel gelijk schakelt met antisemitisme krijgt mijn steun niet.” Ook cultuurtheoloog Frank Bosman waarschuwt bij Radio 1 tegen “simplisme bij antisemitisme”. Volgens hem “worden vaak antizionisme en anit-Israëlisme gevangen onder het kopje antisemitisme. Dat is veel te eenvoudig.” Het Verwey-Jonker rapport lijkt zich hier wel schuldig aan te maken door te spreken van “verschuiving van antizionisme naar openlijk antisemitisme”.
De beschuldiging van antisemitisme wordt door Israël en haar medestanders gebruikt om legitieme kritiek op Israël te neutraliseren. Zij hebben er belang bij de definitie van antisemitisme zoveel mogelijk op te rekken en antizionisme en legitieme kritiek op Israël er ook onder te laten vallen. Ook het voortdurend afschilderen van Israël als slachtoffer vaart wel bij het opkloppen van het gevaar van antisemitisme. Het steeds vaker opduiken van de term “Jodenhaat” wijst er mijns inziens op dat de beschuldiging van antisemitisme aan kracht begint in te boeten en dat er een nieuwe term nodig is.
Soms wordt een Jood ervan beschuldigd een “zelfhatende Jood” te zijn. De kans is dan groot dat hij of zij legitieme kritiek op Israël heeft geuit.
Controverse 7 Waarom moet er eigenlijk een vervolgonderzoek komen? De minister schrijft aan de Kamer dat dit gebeurt op verzoek van het CJO en het CIDI, die beter zicht wensen “op de beelden die met name islamitische jongeren hebben bij het zionisme en zionisten en in hoeverre dit zich mogelijk doorvertaalt in antisemitisme.” Het CIDI schrijft dat het “de ervaring [heeft] dat vooral allochtone jongeren de termen zionist en Jood voortdurend door elkaar gebruiken. In het onderzoek … is niet uitgelegd wat onder deze begrippen wordt verstaan en hoe ze van elkaar te onderscheiden zijn. De kans is aanwezig dat deze begrippen door de respondenten door elkaar zijn gehaald. Daardoor zou niet duidelijk zijn waar de antwoorden op de vragen naar houdingen tegenover ‘Zionisten’ nu eigenlijk over gaan. De minister heeft toegezegd deze verwarring door nader onderzoek recht te zetten.”
Het CIDI suggereert dat het mogelijk is dat de 66% “niet zo positief” over zionisten wel eens over Joden zou kunnen gaan. Deze indicator voor antisemitisme is natuurlijk veel hoger dan de 12% “niet zo positief” over Joden in Nederland. Nieuw onderzoek, nieuwe kansen.
Volgens mij is dit spijkers op laag water zoeken. De onderzoekers geven aan dat ze “zionisten” juist aan de enquête toegevoegd hebben omdat een aantal van de jongeren in gesprekken vooraf aangaf dat ze problemen hadden met “zionisten”. De rapper “Appa” schijnt hierbij een belangrijk rolmodel te zijn dat het onderscheid bij jongeren geïntroduceerd heeft, al spreekt hij dan wel weer zeer negatief over zionisten.
Gezien de kans op controverse lijkt het mij zeer raadzaam dat de onderzoekers zeer zorgvuldig vermijden dat ze suggestieve vragen stellen. Zoals de vraag in het rapport staat is deze erg suggestief over “zionisten”. Achtereenvolgens wordt de mening gevraagd over “Joden in Nederland”, “Joden in Israël” en “de staat Israël”, een rijtje met oplopende steun voor en verantwoordelijkheid voor het gedrag van de staat Israël waar moslimjongeren zoveel problemen mee hebben. Nummer vier in het rijtje is “zionisten”. Als een respondent niet wist wat zionisten zijn dan suggereert de vraagstelling het al. Ook lijkt het me goed om een vervolgenquête niet te beperken tot islamitische jongeren.
Controverse 8 Volgens het rapport hebben veel islamitische jongeren “het gevoel dat met twee maten wordt gemeten bij verschillende vormen van discriminatie in Nederland én in de Nederlandse beeldvorming over het Midden-Oostenconflict. Daardoor dreigen leertrajecten over antisemitisme eerder antisemitische reacties op te roepen dan tegen te gaan.” Dat verbaast mij niks. Israëls gedrag wordt vaak in het zelfverdedigingsframe geplaatst, en doordat het land slachtofferschap gebruikt als schaamlap voor kolonisatie en etnische zuivering zitten islamitische leerlingen niet te wachten op een verhaal dat benadrukt dat Joden slachtoffer zijn. Dat wekt juist weerzin en kan leiden tot Holocaustontkenning. Ik ben het daarom grondig eens met de aanbeveling om een brede discussie over discriminatie aan te gaan en de focus minder op antisemitisme te leggen. Jammer genoeg doet men deze aanbeveling alleen voor klassen met veel islamitische leerlingen, terwijl dit bij autochtonen ook hard nodig is.
De indicator voor islamofobie is zes keer zo hoog als die voor antisemitisme. Dat betekent dat het hard nodig is om met jongeren te praten over islamofobe vooroordelen zoals over takiyya en dat de islam eigenlijk niet een godsdienst is maar een ideologie die uit is op de wereldmacht.
Controverse 9 Het Inspraakorgaan Turken heeft een project over antisemitisme gehouden en schrijft daarover : “Tijdens de bijeenkomsten bleek dat de aanwezigen kritisch staan tegenover de Israëlisch politiek jegens de Palestijnen. Daarbij werden – zonder dat de sprekers zich daarvan bewust waren – soms antisemitische vooroordelen gebezigd. De winst van het project is dat men zich er beter van bewust is geworden waar de grens ligt tussen kritiek op de politiek van Israël en antisemitisme.” Dit raakt de essentie van het probleem: Israël in het kolonisatieframe plaatsen is legitiem, maar waar ligt de grens tussen legitieme kritiek op Israël en antisemitisme? Wat zijn feiten en wat zijn vooroordelen?
De tweede aanbeveling van het rapport is dat er meer achtergrondinformatie over de “problematiek in het Midden-Oosten” gegeven wordt. “Zo kunnen geschiedenis en context van het conflict, maar ook de verschillen van mening binnen de Nederlandse samenleving en de Joodse gemeenschap aan bod komen. Bovendien kan er aandacht zijn voor het begrip ‘zionisme’, om ook hier een meer divers en genuanceerder beeld te bewerkstelligen.”
Ik vrees dat men hiermee adviseert alleen maar het zelfverdedigingsframe met de leerlingen te bespreken. Impliciet zegt men daarmee dat het kolonisatieframe niet legitiem is. De grens tussen legitieme kritiek op Israël en antisemitisme wordt gewoon genegeerd. Hoe kun je dan ooit het echte probleem aanpakken als je vooroordelen wilt bestrijden met je eigen vooroordelen, als je adviseert een soort Israël-propaganda te bedrijven en het echte probleem maar te negeren? Zoals de antisemitisme-expert Norman Finkelstein zegt: “Zeg de waarheid en strijd voor rechtvaardigheid, dat is de beproefde strategie voor de bestrijding van antisemitisme zowel als van andere vormen van kwezelarij”. Bespreek zowel in de lessen over discriminatie als over geschiedenis naast het zelfverdedigingsframe ook het kolonisatieframe als legitieme visie op het conflict, en besteed aandacht aan de grens tussen legitieme kritiek op Israël en antisemitisme.
Controverse 10 De aanbeveling, “om jongeren te leren kritischer met nieuws om te gaan” mogen de onderzoekers en de focusgroep zichzelf aantrekken.
cc-foto: gnosis / john r

Meer over:

opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.