Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Jachtseizoen op de publieke omroep lijkt geopend

  •  
06-09-2010
  •  
leestijd 9 minuten
  •  
BNNVARA fallback image
Het uitsluitend vertrouwen op marktwerking lijkt op de lange duur meer kwaad te doen dan een relatief beperkte financiële meevaller goed kan maken.
Van links tot rechts in het politieke spectrum lijken volksvertegenwoordigers over elkaar heen te buitelen met voorstellen om hard in te grijpen bij de publieke omroep. Positieve geluiden over het werk van de omroep, laat staan bemoedigende woorden om hier vooral mee door te gaan, blijven uit. Als liefhebber van discussieprogramma’s, drama-series, journalistieke documentaires en gedurfd en vernieuwend amusement verbaast me dat.
Zo wordt er vaak gesproken over het vervangen van het huidige omroepbestel door een zogenaamd “BBC-model”. De gedachte hierachter is dat wanneer de omroepen verdwijnen, er zo veel overheadkosten kunnen worden geschrapt dat dit een flinke besparing zou opleveren. Helaas hebben deze mensen zich klaarblijkelijk niet de cijfers eigengemaakt. Volgens het finaniële rapport van de EBU (de overkoepelende organisatie van Europese omroepen) kost de BBC een Brit 77,04 euro per jaar. In het rijtje landen geordend naar kosten per hoofd van de bevolking vinden we Nederland pas op de 13e plaats, met 50,43 euro per persoon per jaar. Als we hier nog eens bij optellen dat de BBC als vrijwel enige Europese omroep ook nog een succesvolle inkomstenstroom heeft weten te genereren uit de verkoop van programma’s aan buitenlandse omroeporganisaties, dan kunnen we stellen dat de Nederlandse Publieke Omroep het helemaal zo slecht nog niet doet. Dat de landen op plaats 1 tot en met 12 niet over een pluriform omroepbestel beschikken maar toch meer kosten per persoon, laat ik voor het gemak dan zelfs even buiten beschouwing.
Sommigen pleiten zelfs voor het opheffen van de STER, om zo de publieke zenders volledig reclamevrij te maken, wederom analoog aan het BBC-model. Vreemd dat dit argument vaak klinkt uit de monden van dezelfde mensen die voorstander zijn van flinke kostenreductie bij de omroep. Het één lijkt met het ander in tegenspraak. Wanneer we ons realiseren dat de STER-reclame nooit tussen programma-onderdelen wordt uitgezonden, dat het STER-blok een voor de kijker zeer duidelijke scheiding tussen reclame en objectieve programma’s mogelijk maakt, en dat wettelijk is vastgesteld dat niet meer dan 10% van de zendtijd aan de STER mag worden verleend, zie ik niet in waarom het afschaffen van de STER bij zou dragen aan het financiëel hervormen van de omroep.
Laten we dan eens kijken naar wat er van de publieke omroep wordt verwacht. Mij lijkt het dat het informeren en verrijken van kijkers tot de kerntaken behoren. Informeren vindt uiteraard plaats via de journaaluitzendingen, maar ook in de actualiteitenrubrieken, discussieprogramma’s en talkshows. En niet alleen middels het verstrekken van feiten, maar ook door de interpretatie hiervan. De verschillende omroepen voorzien in dergelijke programma’s, waardoor de kijker zich kan laven aan een groot aantal verschillende opinies om zo zelf tot een gedegen mening te komen. Vervolgens dient de publieke omroep in mijn ogen voor het verrijken van het publiek. In intellectueel én cultureel opzicht. Bij de publieke omroep is plaats voor vele vormen van cultuur, van dramaseries die bijvoorbeeld voornamelijk uit spannende dialogen bestaan, via registraties van alternatieve popmuziek, tot documentaires over de levensloop van prominente sporters. Kennis wordt bijgespijkerd in programma’s op velerlei niveaus, van gedramatiseerde reportageseries over de toestand van de aarde en de invloed van de mens daarop, via taal- en kennisquizen tot geschiedenismagazines die het verleden van voormalige beschavingen blootleggen.
Veel critici staven hun argumenten door te pas en te onpas te roepen dat “Lingo en Boer zoekt vrouw” niet bij de publieke omroep thuishoren. “Dat kan net zo goed bij de commerciëlen”, heet het dan. Hoewel de commeriële aantrekkelijkheid van sommige amusementsprogramma’s van de publieke omroep nog valt te betwijfelen, hebben deze mensen hier ogenschijnlijk een punt. Maar zijn gaan voorbij aan twee zaken. Op de eerste plaats kunnen veel omroepen in een groot aantal lichtere amusementsprogramma’s toch een groot deel van hun waarden kwijt, zaken waarvan het allerminst duidelijk is of een commerciële omroep ze de zelfde prioriteit zou geven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aandacht voor diversiteit in de verschillende “human interest” programma’s van de NCRV. Vervolgens vergeten deze mensen dat het volledig schrappen van “licht verteerbare” TV op de publieke zenders zondermeer leidt tot een marginalisatie van het aanbod tot uitsluitend informatie en cultuur. Veel mensen zullen de weg naar deze zenders op den duur niet meer weten te vinden, waardoor de kans dat zij ook iets meepikken van de andere programma’s klein wordt. Een dergelijke situatie heeft zich in Amerika voorgedaan met de publieke omroep PBS, die slechts door een zeer selectieve groep mensen wordt bekeken, omdat alle vermaak zich op de grote commerciële networks afspeelt. De klacht dat de publieke omroep slechts de stem van de linkse, cultureel-onderlegde elite vertegenwoordigt wordt met een dergelijk besluit dus nog meer bewaarheid, en de bereidwilligheid van grote gedeelten van de bevolking om hier middels belastinggeld een bijdrage aan te leveren zal daardoor evenredig afnemen.
Als liefhebber van interessante TV-programma’s kom ik vrijwel dagelijks tijd te kort om het voor mij relevante aanbod van de publieke omroep tot me te kunnen nemen. Van lichte talkshows als De Wereld Draait Door (waarin naast zangers en sportlui ook regelmatig economen, politici en wetenschappers aanschuiven), via de documentaires en drama-series van Nederland 2, tot de verdiepende discussieprogramma’s als Knevel en Van de Brink of Pauw en Witteman: wanneer men zou willen zou de kritische, informatiehongeringe en cultureel geïnteresseerde TV-kijker de hele avond onder de pannen zijn. Hoewel de voormalige bestuurders van TV-zender Het Gesprek zich beklaagden over mogelijke oneerlijke concurrentie van de publieke omroep, lijkt er uit het falen van de zender in elk geval niet te kunnen worden opgemaakt dat er een grote commeriële markt is voor inhoudelijke televisie.
En hoe zit het dan met de omroepen in het publieke bestel? Zijn zij inderdaad slechts het fossiele exponent van een ooit tot op het bot verzuilde samenleving, en daarmee in de huidige tijd volledig irrelevant? Het staat buiten kijf dat er aan het profiel van veel omroepen in de loop van de afgelopen 80 jaar veel is veranderd. Zo hebben de christelijke omroepen als de KRO en de NCRV hun accent in veel programma’s verschoven naar aandacht voor mensen, hun onderlinge verschillen en wat ze bindt, en heeft de VARA haar strikt socialistische identiteit verschoven naar een progressief geluid. Dergelijke veranderingen zijn echter geen legitimatie om het omroepbestel als verouderd te beschouwen. Bij kranten hebben dezelfde veranderingen plaatsgevonden, neem alleen al de transitie van het Katholieke de Volkskrant naar een krant voor progressief Nederland. Als een krant niet meer uitsluitend de oorspronkelijke zuil vertegenwoordigt, neemt dat toch niet weg dat de toon van het blad, de mening van de redacteuren en columnisten en de keuze voor onderwerpen voor veel mensen redenen blijven om voor een specifieke krant te kiezen?
Hetzelfde geldt in mijn ogen voor de omroepen. In Nederland hebben we een uniek systeem. Het omroepbestel bestaat uit een groot aantal partijen die ieder vanuit hun eigen motivatie een bijdrage willen leveren aan het publieke televisieaanbod. Sommige vanuit een politieke of religieuze gedachte, andere uit pragmatische overwegingen om bepaalde groepen in de bevolking van vermakelijke en inhoudelijke televisie te voorzien. De “concurrentie” maakt dat zij goed beslagen ten ijs moeten treden met nieuwe programma-voorstellen tenijnde zich een plekje in het zendschema te bemachtigen, en de noodzaak om tot coherente, herkenbare horizontaal geprogrammeerde TV-kanalen te komen maakt dat zij op alle mogelijke manieren de samenwerking met elkaar zoeken. Het beste van twee werelden, dat getuigende de huidige situatie op de publieke kanalen tot vaak spannende, opmerkelijke, onderhoudende en informatieve televisie leidt.
Een manco in het systeem dat op dit moment veel omroepen parten speelt, is het gegeven dat het toekennen van de budgetten en in iets mindere mate het aantal uren dat een omroep mag uitzenden wordt vastgesteld op basis van het aantal leden. En vrijwel alle omroepverenigingen hebben te lijden onder dalende ledentallen. Enerzijds is dit het gevolg van de ontzuiling, waarbij een stem op het CDA en het lidmaatschap van de CNV niet langer automatisch inhoudt dat met ook lid wordt van de KRO. TV-kijkers richten zich ook niet langer uitsluitend of voornamelijk op hun “eigen” omroep, zij consumeren rijkelijk uit het brede aanbod van alle omroepen. Anderzijds speelt de puur pragmatische reden dat men voor programma-gegevens niet langer op het omroepblad wordt teruggeworpen. Internet en EPG’s (electronische programmagidsen op televisie) hebben die rol voor veel mensen overgenomen. 
Het toekennen van zendtijd en budget zou in mijn ogen niet langer uitsluitend op ledenaantallen moeten worden gebaseerd. Ik kan me voorstellen dat de verdeling op basis van wenselijkheid wordt vastgesteld. Denk hierbij aan geselecteerde kijkerspanels. Hoewel ook in dit geval rekening moet worden gehouden met de toegankelijkheid van het bestel voor omroepen die zich nadrukkelijk (gedeeltelijk) op de behoeften van een minderheid in de bevolking richten, lijkt het idee tegemoet te komen aan de wens om meer draagvlak vor de publieke omroep te creëren. Met het verdwijnen van leden verwijnt ook een relatief beperkte inkomstenbron voor de omroep, maar gezien het feit dat een omroep met premium-geschenkjes vaak meer inversteert in nieuwe leden dan dat het ze oplevert (leden zijn nu eenmaal belangrijker bij de toekenning van zendtijd dan de inhoud van de omroepkas), is deze inkomstenbron relatief eenvoudig te compenseren.
Onder druk van de huidige politieke situatie en als gevolg van de uitgesproken wensen van een groot aantal politieke partijen, lijkt er een lichte paniek te zijn uitgebroken in Hilversum. Dat uit zich enerzijds door de wens om de bewustwording van het publiek met betrekking tot de betekenis van de publieke omroep te versterken. De camapgne “De publieke omroep vertelt jouw verhaal” moest leiden tot meer begrip en waardering, maar werd al snel het mikpunt van ridiculisering, niet in de laatste plaats door mensen “van binnenuit”, zoals Jeroen Pauw. Logisch, want het valt niet mee om de profielen van de zenders, de profielen van de omroepen én nu ook het profiel van de publieke omroep als geheel duidelijk te maken aan de kijkers. Dezelfde kijkers die vaak niet eens weten dat SBS6 en de AVRO niet dezelfde grootheden zijn. 
Anderzijds zien we de paniek terug in de stroom van berichten uit Hilversum waarin omroepen aangeven met elkaar in gesprek te zijn om te komen tot fusies, of de intentie hiertoe hebben uitgesproken. Hoewel deze maand de nieuwe concessieperiode voor de publieke omroep aanbreekt waarbinnen zij normaliter vijf jaar zullen opereren, vrezen veel omroepen toch dat het nieuwe kabinet vroegtijdig het mes gaat zetten in de omroep. Met het uitspreken van de bereidwilligheid om eigenhandig het aantal omroepen te verminderen proberen zij de politieke en publieke opinie gunstig te stemmen. Echter, door de gehaastheid waarmee zij zich op dit moment uiten over het onderwerp, kan het voorkomen dat omroepen via de media volledig naast elkaar heen gaan praten. NOS-directeur Jan de Jong sprak tot grote ergernis van de andere omroepen over een situatie met nog maar drie omroepen, de VARA lonkt naar een fusie met de VPRO die op haar beurt weer meer ziet in een verregaande samenwerking, en ook de AVRO meldt alvast dat ze het opgaan in een conservatief TROS/Max-blok niet ziet zitten. Dit alles komt de beeldvorming niet ten goede, en wekt de indruk van verdeeldheid in Hilversum. Terwijl de publieke omroep nu juist met het tegendeel -een sterk coherent verhaal- gediend zou zijn.
Waarom klinkt er zo weinig waardering voor de omroep? Waarom uiten niet meer mensen hun zorg over het mogelijk verdwijnen van één (of zelfs twee) publieke zender(s), en daarmee een groot gedeelte van de programmering?
Ik hoop dat zowel bij het publiek als bij de diverse politieke partijen meer begrip en waardering ontstaat voor de publieke omroep. Ik heb willen aangeven dat de situatie bij de omroep lang niet zo zwartgallig is als vaak wordt verondersteld. Niet in financiëel opzicht, en zeker niet in creatief opzicht. Het zou politieke partijen sieren dat zij, wanneer zij -terecht- kijken naar besparingen die bij de publieke omroep kunnen worden doorgevoerd, ook willen meenemen van welk een groot belang de publieke omroep is voor een ontwikkeld land. Het uitsluitend vertrouwen op marktwerking en de hoop dat ook op die manier grote groepen van de bevolking kunnen worden bereikt met informatie, heterogene opinie en cultuur -zaken die essentiëel zijn voor participerend burgerschap- lijkt op de lange duur meer kwaad te doen dan een relatief beperkte financiële meevaller goed kan maken.

Meer over:

opinie, media
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.