Lager opgeleiden hebben recht op vroegpensioen

Lager opgeleiden eten ongezonder, krijgen veel vroeger last van ernstige kwalen en gaan daardoor veel jonger de pijp uit dan de masters en de bachelors onder ons. Om maar te zwijgen van de Ph.D-meneren en mevrouwen.

Dit gegeven leidt de laatste dagen tot enige commotie. De Gezondheidsraad bepleit een vettaks om het konijnenvoer in het schap van de supermarkt een concurrentievoordeel te bezorgen. Er werd zelfs een voorstel gelanceerd om de btw op voedsel naar het hoogste tarief te brengen net zoals met kunstwerken en toneelvoorstellingen is gebeurd.

Dat is een merkwaardige reactie. Avond aan avond zien wij politici en hooggeleerde onheilsprofeten op de buis die zeggen dat de zorg en het pensioenstelsel onbetaalbaar worden omdat “iedereen” veel ouder wordt. Daardoor – waarschuwen zij – komt de houdbaarheid van ons economisch model in gevaar.

Nu blijkt dat dit maar een halve waarheid is. De lager opgeleiden gaan immers eerder dood dan de HBO-ers en de academici. Zij leveren daardoor een bijdrage aan de houdbaarheid van ons systeem. Dat niet alleen, zij genieten daardoor een veel kortere periode van hun pensioen dan de mensen met een hogere opleiding, die hun lichaam altijd konden sparen omdat zij op kantoor zaten en niet in weer en wind hoefden te buffelen op een steiger. Daarom hebben lager opgeleiden récht op vroegpensioen. Dat mag de samenleving best over hebben voor deze altruïsten die na een werkzaam leven voor een bescheiden loon ook nog eens zo vriendelijk zijn om tijdig het hoekje om te gaan. Of niet soms?