Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Mijn monster en ik

  •  
30-04-2016
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
130 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
"Het enige wat verried dat hij er ooit geweest was, waren zijn natte voetsporen op het hoteltapijt." Over hoe het is om te leven met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
We leerden elkaar kennen toen ik acht was. Mijn monster en ik. Er was een ander monster, eentje dat eruit zag als een mens. Hij deed nare dingen. Dingen die ik niet wilde en niet aankon. En daar was toen opeens, vanuit het niets: mijn monster. Hij was groot, groter dan ik, en blauw en wollig. Hij was lief en hij beschermde me. Dook tussen mij en het mensenmonster om te zorgen dat ik niets meer voelde of kon zien. Dat was fijn. Na een tijdje verdween het mensenmonster en daarmee ook het mijne. Soms, als ik een geluid hoorde dat me deed denken aan het mensenmonster, of iets rook wat rook als hij, dan was mijn monster er weer even. Stak zijn hoofd om de hoek van de deur van mijn kinderkamer en vroeg: ‘Ben je oké?’ ‘Ja’, zei ik dan. Dan ging hij weer.
Op mijn veertiende leerde ik een nieuw mensenmonster kennen. Hij had zich vermomd als vriend, dus het duurde even voor ik het doorhad. Pas toen het te laat was, zag ik wie hij was. Gelukkig was daar ook mijn monster weer. Hij was gegroeid. Zijn blauw was valer en zijn nagels iets te lang. Hij ging weer op mijn borst zitten wanneer het mensenmonster aan me zat. Het hielp. Dat was fijn. Minder fijn was dat hij bleef zitten nadat het mensenmonster weg was. Vroeg hij vroeger nog of ik oké was, nu vroeg hij niks meer en bleef hij gewoon zitten. ‘Voor de zekerheid’, gromde hij. Hij zat zo zwaar op mijn borst dat ik niet meer kon antwoorden.
Misschien was het mijn schuld En zo kwam het dat ik mijn monster jarenlang overal mee naar toe nam. Dat was niet altijd makkelijk. Meestal keek hij vanaf een veilig afstandje mee, maar soms dook hij opeens op. Bijvoorbeeld als ik in bed lag met een gewoon mens, een lief mens. Dan sprong hij ertussen en schopte zo’n stennis dat het lieve mens uiteindelijk afdroop. Hij werd ook steeds bezitteriger. Wilde overal naast me zitten. En zodra hij dacht dat er gevaar was, bovenop me. Dat kwam een paar keer goed van pas, want de wereld is vol mensenmonsters. Zeker als ze weten dat je eenmaal monstervoer geweest bent. Zulke dingen ruiken ze. Daar komen ze op af. Zonder uitzondering redde mijn monster me in zulke situaties. En daar was ik hem dankbaar voor.
Toch wenste ik soms dat ie me met rust zou laten, zodat ik gewoon zelf mijn leven kon leven, zonder steeds zo’n monster mee. Hij ging ook steeds meer stinken, verzorgde zijn vacht steeds slechter. Misschien was het ook wel mijn schuld. Op de avonden dat we samen op de bank zaten, lag ik vaak tegen hem aan. Droogde mijn tranen tegen zijn borst en veegde mijn neus af aan zijn vacht. Daar wordt een monster ook niet frisser van.
Op een dag vond ik een mens dat bereid was met mij en   het monster samen te wonen. Dat stemde het monster tevreden. Hij ging steeds vaker een avondje iets voor zichzelf doen. Maar met zijn drieën wonen is lastiger dan met twee, dus wilde ik nog steeds graag dat hij wegging. Ik nam hem mee naar een gebouw vol mensen met verstand van monsters. Ze spraken met ons allebei en we kwamen tot de conclusie dat we beter af waren zonder elkaar. We namen afscheid.
‘Ik neem het van je over’ Deze zomer, ruim tien jaar later, liep ik voor het eerst weer tegen een mensenmonster op. Ik was verbaasd. Ik dacht dat dat met die monsters nu wel klaar was, eigenlijk. Mijn monster was ook verbaasd. Hij was eigenlijk al met pensioen. Toch kwam ie weer aangesjokt. Met zijn grote blauwe poten met steeds meer grijs erin sleepte hij zich over mijn vloer tot hij rustig naast me zat. Toen het klaar was vroeg ik hem om weg te gaan. “Dankjewel voor je hulp, zei ik, het gaat wel weer.” Maar er was een hernieuwde waakzaamheid losgekomen in mijn monster: “Ik dacht dat je dit wel kon, maar je ziet duidelijk nog steeds niet waar gevaar is, gromde hij. Ik neem het van je over.”
Dus daar was hij weer. De ongenode huisgenoot. Als de vriend die ooit hielp met afwassen toen je je arm gebroken had, maar nu je een vaatwasser en goed werkende arm hebt, nog steeds te pas en te onpas binnen komt vallen om in je keuken met sop en je borden in de weer te gaan. Ook als je bezoek hebt. Of eigenlijk graag een avond alleen zou willen zijn. Mijn monster ging zelfs mee op vakantie. Terwijl ik hem nog zo gevraagd had thuis te blijven.
Ik moest het uitzitten ​Ik zat op de bank van mijn hotelkamer. Stiekem kroop mijn monster weer op schoot. Er was geen mensenmonster in de buurt dit keer, maar ik had er de avond ervoor over gesproken en mijn monster neemt graag het zekere voor het onzekere. Zijn haren kriebelden in mijn neus en zijn dikke vacht stonk zo dat ik ervan moest kokhalzen. Ik schoof voorzichtig wat opzij. Hij sloeg zijn armen steviger om mijn nek en positioneerde zichzelf op mijn borst. Ademhalen ging bijna niet meer. “Hè gezellig”, zei hij in mijn oor, zo samen op vakantie.” Ik knikte. Wist hoe dit werkt. Ik moest het uitzitten. Vechten vindt ie leuk. Dus ik moest stilzitten, niet bewegen, wachten. Tot hij me zat zou zijn en weer vertrok. Hopelijk snel. De volgende dag zou ik naar huis vliegen en ik vroeg me af of de vliegtuigstoel wel groot genoeg zou zijn voor ons twee.
Na een paar uur stond ik op. Het monster klemde zich met zijn klauwen aan me vast. Voorzichtig zette ik de drie stappen naar mijn bed en liet me er op zakken. We gingen liggen. Ik huilde tot mijn tranen op waren en de vacht van mijn monster zout en nat geworden was. Ik viel in slaap. Toen ik wakker werd, was hij weg. Het enige wat verried dat hij er ooit geweest was, waren zijn natte voetsporen op het hoteltapijt.
Ik kan het zelf Ik weet dat hij terugkomt. Hij is mijn overbeschermende vriend die ik liever kwijt dan rijk ben. Maar hoe vertel je dat na zoveel jaar? Dit is wat ik hem wil zeggen: “Lief monster, dankjewel voor de talloze keren dat je voor me zorgde toen ik dat zelf niet goed kon. Je hebt me gered. Meer dan eens. Maar nu, nu ben ik groot. Ik kan het zelf. En ik zou willen dat jij dat ook gaat zien. Blijf lekker hier. Het weer is heerlijk, de mensen zijn aardig en het eten is goed. Ik wens je een pensioen op het terras. Neem een cocktail. Laat je lekker verzorgen in de spa. Vergeet je nagels niet, die zijn nu echt te lang. De krassen staan nog in mijn nek. Ik beloof dat ik af en toe aan je zal denken, maar tussen ons is het nu klaar. Vanaf hier doe ik het zelf.”

Meer over:

opinie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.