Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Misstanden in slachthuizen? De grootste misstand is de bio-industrie zelf

  •  
20-01-2020
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
618 keer bekeken
  •  
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

© cc-foto: Karen Eliot

Als op sigarettenpakjes de harde werkelijkheid dient te worden afgebeeld zodat de consument een bewuste keuze kan maken, waarom dan bij de dode dieren in de schappen niet?
Varkens die krijsend stikken terwijl ze levend worden gekookt, illegaal vervoer van dieren met botbreuken en ontstekingen, dieren met uitgescheurde spieren die dagenlang in hun eigen mest in het slachthuis stonden en varkens die levend in de kadaverbak zijn beland. Dit zijn de horrorverhalen over de bio-industrie die de NVWA afgelopen week naar buiten bracht.
Naar aanleiding van de openbaringen van de NVWA volgde veel selectieve verontwaardiging en voorstellen om deze praktijken tegen te gaan. Zo kwam de Partij voor de Dieren met het idee om het aantal inspecteurs van slachthuizen uit te breiden. Ook startte Varkens in Nood een actie om livestreams van slachthuizen te starten.
Volgens mij zijn dit soort maatregelen doekjes voor het bloeden van de dieren. Inzetten op scherpere controles miskent het werkelijke probleem: voor dierenwelzijn is geen plaats in de bio-industrie omdat ze naar het goedkoopste ‘product’ streeft.
De berichtgeving in de media wekt de indruk dat het bij misstanden in de bio-industrie om incidenten gaat en dat het zonder die misstanden dus prima zou gaan. Dat is zeker niet het geval. Eerder schreef ik al over hoe het er onder ‘normale’ omstandigheden aan toe gaat: onder andere het vergassen van om hun leven kermende dieren is legaal. We moeten ons dus niet laten misleiden door berichtgeving over misstanden. Er is iets fundamenteel mis met de bio-industrie.
Het werkelijke probleem: de industrie Wie de logica achter de bio-industrie snapt, begrijpt dat de bio-industrie geen misstanden kent, ze is er zelf een. De werkelijke oorzaak voor het dierenleed zit namelijk ingebakken in het wezen van de bio-industrie: ze is een kapitalistische industrie. Dit betekent dat het systeem uitgaat van het amorele vraag-en-aanbod, die zorgt voor een vicieuze cirkel richting steeds goedkopere producten en de daarbij onlosmakelijke misstanden.
Die vicieuze cirkel werkt als volgt: in de supermarkt koopt de hongerige consument vlees waarvan niet meer te zien is dat het een dood dier is, anders verkoopt het niet snel. Het enige dat de consument hierdoor nog wel kan onderscheiden is het prijskaartje, waardoor vooral het goedkope stukje dode dier wordt verkocht. Voor de boer betekent dit een race richting de laagste prijs. Wie niet meedoet aan deze race, zal de concurrentieslag snel verliezen van andere boeren of slachthuizen die wel bereid zijn te zorgen voor een goedkoop stukje dood dier.
Het is geen wonder dat boeren onder dit systeem klagen over hoe zwaar ze het hebben. Ze zijn onderdeel van een grote competitie tussen hen en de supermarkten. Beiden spelen ze op hun beurt in op, en laten ze hun oren hangen naar, de gewetenloze consument. Dit heeft allerlei horrorverhalen als gevolg, maar het zorgt wel voor het goedkope stuk vlees voor de consument, die het voor de veel te goedkope prijs niet laat liggen. En vanaf daar begint dit proces weer van voor af aan. De vraag en het aanbod van veel goedkoop geproduceerd vlees versterken elkaar dus op deze manier.
De keerzijde van dit systeem kan niet anders zijn dan dat ze ten koste gaat van dierenwelzijn. Om dit punt te illustreren hoeven we alleen maar naar de cijfers te kijken. Binnen dit systeem worden er in de Nederlandse megastallen alleen al meer dan 400 , tot wel 642 miljoen dieren per jaar (!) klaargestoomd om te worden vermoord. Dit zijn honderden levende wezens per jaar in dit land alleen, die in de vicieuze cirkel van vraag-en-aanbod worden gereduceerd tot product.
Iedereen kan bedenken dat zelfs als alles binnen de wet zou gebeuren – wat niet het geval is – , dat het dan nog het goedkoopst en dus meest winstgevend zal zijn om het dier de slechtst mogelijke behandeling te geven. Het systeem van vraag en aanbod stimuleert daar zelfs toe.
De halve maatregelen van Varkens in Nood en de PvdD Wie de economische motor achter de dierenuitbuiting begrijpt, ziet de goedbedoelde voorstellen van de Partij voor de Dieren en Varkens in Nood in een ander licht. Deze organisaties willen het letterlijk gruwelijk efficiënte systeem beter in het zicht brengen bij de overheid en consument in de hoop dat dit de vicieuze cirkel tussen vraag en aanbod zal doorbreken. Zowel overheid als consument worden momenteel immers nog niet duidelijk genoeg geconfronteerd met de gruwelijke wereld achter de consumptie. Het ‘product’ uit de supermarkt lijkt niet op het met antibiotica en hormonen volgespoten levende wezen dat het ooit was. Als het product in de schappen al verwijst naar een levend wezen met bewustzijn, dan toch met vertekende propaganda in de vorm van een blije afbeelding van een dier in de wei. Geen wonder dat de vraag vanuit de consument hoog blijft.
De werkelijke wereld achter het goedkope stukje vlees is anders. Die bestaat door het lage prijskaartje uit megastallen en slecht behandelde dieren waarvan de wanhoop in de ogen te zien is, terwijl ze hun laatste adem uitblazen. Het is goed dat Partij voor de Dieren en Varkens in Nood deze werkelijkheid, waar alleen inspecteurs af en toe een glimp van opvangen, willen weergeven.
Toch valt er een hoop aan te merken op de voorstellen. Een livestream, zoals Varkens in Nood wil, maakt die werkelijkheid slechts zichtbaarder voor wie de beelden opzoekt. Maar de consument zal het waarschijnlijk letterlijk een worst wezen, die gaat natuurlijk die confrontatie met zijn eigen slechte consumptiegedrag niet opzoeken. Het is dan ook beter om het voorstel van Varkens in Nood aan te scherpen. Als op sigarettenpakjes de harde werkelijkheid dient te worden afgebeeld zodat de consument een bewuste keuze kan maken, waarom dan bij de dode dieren in de schappen niet? Dit zou, evenals het voorstel van de Partij voor de Dieren tot meer inspectie, meer zoden aan de dijk zetten.
Maar ook dit is niet genoeg. Want het systeem dwingt ertoe dieren zo efficiënt mogelijk om te zetten in een goedkoop stukje vlees. Je kunt de uitwassen (‘misstanden’) daarvan proberen te bestrijden, maar zelfs als dat lukt zal het onderliggende systeem er voor zorgen dat de dieren nog altijd zo goedkoop en efficiënt mogelijk tot vlees voor in de schappen worden gemaakt. De voorgestelde maatregelen maken de industrie dus minder slecht, maar ze zal nog altijd slecht blijven.
Als we eerlijk zijn, dan zien we dus in dat maatregelen zoals die van Varkens in Nood, het weergeven van de gruwelijkheden, en zelfs het voorstel voor betere inspectie van de PvdD halve maatregelen zijn. Willen we echt iets doen voor de dieren, dan dienen we ze niet als goedkoop product te zien.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.