Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Multatuli’s 150 jaar oude kritiek nog pijnlijk actueel

  •  
20-02-2016
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
407 keer bekeken
  •  
Max-Havelaar-vertaald
Er ligt een roofstaat aan de zee tussen Oost-Friesland en de Schelde en staatssecretaris Dijkhoff levert met zijn brief aan asielzoekers daarvoor nieuw bewijs
Iedereen weet dat het een enorme rotzooi is rond de asielzoekersopvang. De aanvragers worden van hot naar her gesleept. Ze komen terecht in een eindeloze procedure. Voor mensen die hoopten snel hun vrouw en kinderen legaal en veilig uit de oorlogszone te halen, had staatssecretaris Dijkhoff deze week slecht nieuws: het kan allemaal wel twee jaar duren voor het zover is, schrijft hij in een op grote schaal aan asielzoekers uitgedeelde brief. Tot zo lang moeten zij in de schaduw leven van IS op de grond en vliegtuigen uit het Westen en Rusland in de lucht. Misschien was het niet zo’n goed idee om naar Nederland te komen. Misschien was het wel een domme en naïeve gedachte om te geloven dat de maatschappij van dat kleine landje aan de Noordzee is gebaseerd op openheid, menselijkheid en democratie.
Zaterdag spreken tal van mensen die met asielzoekers te maken hebben in de Volkskrant het sterke vermoeden uit dat die rotzooi van overheidswege bewust wordt geschapen om vluchtelingen af te schrikken. Andere landen doen het ook, zo luidt het argument en als wij het nalaten, komen ze allemaal onze kant uit. Je kunt aan de peilingen zien wat zoiets betekent voor de huidige gezagsdragers: zij kunnen hun biezen pakken.
Dit is een tijd van benoemen en van duidelijk zijn. Laten we maar eens benoemen en duidelijk zijn. Laten we maar eens vaststellen dat de mentaliteit van ons bestuur niet is veranderd sinds de grootste schrijver van het Nederlands taalgebied, Eduard Douwes Dekker, aan het eind van zijn roman Max Havelaar het volgende schreef in 1860, meer dan honderdvijftig jaar geleden: 
"Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zijn te letten op de tekenen des tijds… door letterkundigen, die toch ook eens het boek moeten inzien waarvan men zoveel kwaad spreekt… door handelaren, die belang hebben bij de koffieveilingen… door kameniers, die me huren voor weinige centen… door Gouverneurs –generaal in ruste… door Ministers in bezigheid… door de lakeien van die Excellentiën… door de bidpredikers die more majorum zullen zeggen dat ik de Almachtige God aantast, waar ik slechts opsta tegen ’t godje dat zij maakten naar hun beeld… door duizenden en tienduizenden van exemplaren van het droogstoppelras, die – voortgaande hun zaakjes op de bekende wijs te behartigen – ‘t hardst zullen meeschreeuwen over de mooiigheid van mijn geschrijf… door de leden der Volksvertegenwoordiging, die moeten weten wat er omgaat in ’t grote Rijk overzee, dat behoort tot het Rijk van Nederland… Ja, ik ZAL gelezen worden! Als dit doel bereikt wordt, zal ik tevreden zijn. Want het was me niet te doen om GOED te schrijven… Ik wilde zó schrijven dat het gehoord werd. En, evenals iemand die roept: “houdt de dief!” zich weinig bekommert over de stijl zijner geïmproviseerde toespraak aan ’t publiek, is’t ook mij geheel om ’t even hoe men de wijze zal beoordelen waarop ik MIJN “houdt de dief” heb uitgeschreeuwd. “Het boek is bont… er is geen geleidelijkheid in…jacht op effect…de stijl is slecht… de schrijver is onbedreven… geen talent… geen methode… Goed, goed, alles goed! Maar DE JAVAAN WORDT MISHANDELD! Want: wederlegging der HOOFDSTREKKING van mijn werk is onmogelijk! (…) En als men mij die plaats weigerde… als men mij bij voortduring NIET geloofde… Dan zou ik mijn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland. En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oost-Friesland en de Schelde!"
En als men mij die plaats weigerde… als men mij bij voortduring NIET geloofde… Dan zou ik mijn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland. En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oost-Friesland en de Schelde!
Dit is heftig en het gaat niet over vluchtelingen. Het gaat over uitbuiting van kleine Javaanse boertjes in Nederlands Indië, maar de géést van dit beleid en de manier waarop Multatuli’s kritiek ter zijde werd geschoven, is nog steeds geheel van deze tijd. Dat zal dit weekend blijken als de tut tutters het woord nemen, als de ontkenningen komen, als zal worden verklaard dat wij Gekke Henkie niet zijn, als het jammer maar helaas volk in de openbaarheid treedt, als de “hun in Saoedi Arabië helpen ook niet – garde zich aangordt voor de strijd, als de “onze bejaarden liggen in de pis” huilers hun tranen storten, als tenslotte allerlei machthebbertjes zullen verklaren dat zij zich niet herkennen in de gedane beschuldigingen.
multatuli-foto
Maar het is allemaal heel herkenbaar. Het is gruwelijk herkenbaar. Of is het soms niet wreed en kwaadaardig om ervoor te zorgen dat kwartiermakers voor vrouwen en kinderen in oorlogsgebied zoveel mogelijk worden gehinderd en dwars gezeten met trage bureaucratische procedures? Is dat géén psychologische marteling? Je maakt mij niet wijs dat dit rijke en voortreffelijk georganiseerde land niet in staat is een efficiënte en eerlijke afhandeling te organiseren van aanvragen om asiel.
Een paar weken geleden had Jort Kelder het bij Jinek over de Nederlandse reactie op de vluchtelingenproblematiek. Hij vertelde het bekende verhaal over de kikker die zich laat koken als het water waarin hij zwemt, maar langzaam genoeg wordt opgewarmd. “Wij zijn allemaal kikkers in kokend water”, zei Kelder.
Hij heeft gelijk.
Beluister dit opiniestuk hier.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.