Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Ontwikkelingshulp slaat te ver door naar promotie Nederlandse bedrijven

  •  
29-08-2013
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
BNNVARA fallback image
De Nederlandse bedrijven profiteren van lage prijzen, goedkope arbeidskrachten en het gunstige klimaat
Het regeringsbeleid voor ontwikkelingshulp slaat te ver door naar de promotie van Nederlandse bedrijven. Dat gaat ten koste van de ontwikkelingssamenwerking, zag SP-Kamerlid Jasper van Dijk afgelopen week toen hij een bezoek bracht aan diverse Afrikaanse landen.
De Nederlandse bedrijven die we hebben bezocht in Tanzania en Ethiopië zijn vooral actief in de land- en tuinbouw (bloemen, aardappelen, zaad, etc). Zij profiteren van lage prijzen, goedkope arbeidskrachten en het gunstige klimaat.
Onze regering probeert deze Nederlandse bedrijven te helpen met allerlei stimuleringsmaatregelen. Voorwaarde is dat de steun ‘ontwikkelingsrelevant’ is. Bedrijven moeten proberen de lokale omgeving bij hun werkzaamheden te betrekken en duurzaam te ondernemen.
Een cruciaal punt als je wilt voorkomen dat bedrijven slechts gebruikmaken van goedkope arbeid om vervolgens hoge winsten te maken waar het ontwikkelingsland niets van terugziet. Dat geldt ook voor het fenomeen ‘landgrabbing’, waarbij de overheid mensen van hun land jaagt om er bedrijven te kunnen vestigen. Het zou meer dan schrijnend zijn als deze bedrijven met ontwikkelingsgeld worden gefinancierd.
Alleen geld voor bedrijven helpt niet Louter geld uitdelen om zo snel mogelijk een bedrijf op te zetten, zet weinig zoden aan de dijk. Toch lijkt de regering met het nieuwe ‘groeifonds’ hierop aan te sturen. Uit dit fonds kunnen ondernemingen voor 750 miljoen euro aan leningen krijgen. Iets dat snel neerkomt op een verkapte exportsubsidie als daar geen onafhankelijk toezicht en heldere criteria over duurzame ontwikkeling tegenover staan.
Er is niets mis met het stimuleren van duurzame handel, maar zolang nog sprake is van grote armoede en ongelijkheid, is ontwikkelingshulp evengoed van belang. Als landen economisch op eigen benen kunnen staan, kan de hulp worden afgebouwd. Dit vergt tijd en vooral eerlijke handel in plaats van vrijhandel. Want zolang rijke landen in economisch opzicht zoveel sterker zijn dan arme landen (en er dus geen sprake is van een gelijk speelveld), is het van belang dat ontwikkelingslanden kansen krijgen zich te ontwikkelen.
Dat betekent: stoppen met oneerlijke handelsverdragen, hoge importtarieven en landbouwsubsidies, dumping en belastingontwijking. Nog altijd gaat er tien keer meer geld uit Afrika dan er naartoe gaat. Op dat punt heeft de regering nog een wereld te winnen.
Dumpen van Europese producten Dat bleek ook uit ons bezoek aan de Afrikaanse Unie in Ethiopië. Daar had de commissaris voor Handel forse kritiek op de European Partnership Agreements (EPA’s). Deze EPA’s vereisen dat ontwikkelingslanden hun markten voor 80 procent openen voor de Europese Unie, waardoor bescherming van de eigen markt onmogelijk wordt. Het gevaar van dumping van Europese producten ligt op de loer, wat de opkomende handel tussen Afrikaanse landen zal belemmeren. Een Tanzaniaanse parlementariër zei het treffend:
Waarom kopen wij wel jullie vlees, maar jullie niet het onze, terwijl jullie het wel eten als je hier bent?
Naast bedrijven en politieke instanties, bezochten we ook scholen, ziekenhuizen en een opvanghuis voor prostituees. Tijdens de bezoeken werd voor mij helder dat het regeringsbeleid doorslaat naar de promotie van Nederlandse bedrijven en dat dit ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking. Wat mij betreft vullen hulp en handel elkaar aan.
Handel is mooi, maar het maakt geen eind aan de enorme armoede. Ontwikkelingssamenwerking is dan ook nodig voor scholing, gezondheidszorg en veiligheid. Als ontwikkelingshulp niet werkt, moet deze vanzelfsprekend worden stopgezet. Maar als hulp evident bijdraagt aan de bestrijding van armoede, ongeletterdheid en ziekte, dan is dat budget goed besteed.
Drie kritiekpunten Van ‘hulp naar handel’  betekent voor deze regering: ‘van ontwikkelingshulp naar hulp aan bedrijven’. Dat brengt mij op drie kritiekpunten.
Eerste punt: Het risico is groot dat de steun aan Nederlandse bedrijven weinig oplevert voor ontwikkelingslanden. Het zou dan eerlijker zijn om deze steun (inclusief het ‘groeifonds’ van 750 miljoen euro) vanuit economische zaken te financieren zodat het niet ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking.
Tweede punt: Investeren in handel en bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zullen ertoe leiden dat minder geld beschikbaar is voor zaken als onderwijs en gezondheidszorg. Terwijl onderwijs de sleutel is voor de ontwikkeling van arme landen.
Derde punt: Zolang de regering niets doet aan de oneerlijke handel met ontwikkelingslanden, blijven de kansen voor deze landen beperkt en komt er geen gelijk speelveld. Minister Ploumen zou dan ook volop moeten inzetten op de aanpak van oneerlijke handelsverdragen, tariefmuren en landbouwsubsidies, dumping en belastingontwijking.
Het bezoek gaf geen volledig, maar wel een leerzaam beeld van de praktijk in ontwikkelingslanden. Ambassades werken hard aan de uitvoering van het beleid. Dat gaat met vallen en opstaan, maar er komen beslist goede resultaten uit voort. Voor mij alle reden om de komende tijd te pleiten voor een vruchtbaar ontwikkelingsbeleid dat zich niet exclusief blindstaart op de promotie van het Nederlandse bedrijfsleven.
Dit artikel verscheen eerder bij Trouw

Meer over:

opinie, wereld
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.