Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Schaf de vrijheid van godsdienst af

  •  
16-09-2011
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
491 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
De scheiding tussen kerk en staat wordt door de vrijheid van godsdienst verzwakt
Door de vrijheid van godsdienst hebben religieuzen meer rechten dan anderen. Die situatie is onnodig en onwenselijk. De Tweede Kamer kan hier een einde aan maken door de vrijheid van godsdienst uit de grondwet te halen. Afgelopen donderdag hield de Tweede Kamer een hoorzitting over de verhouding tussen kerk en staat. Toch ziet het er helaas niet naar uit dat er op korte termijn korte metten gemaakt wordt met de rechtsongelijk tussen gelovigen en niet-gelovige burgers.
De vrijheid van godsdienst is onder artikel 6 in de grondwet opgenomen om te voorkomen dat de staat religieuze minderheden het belijden van hun religie onmogelijk maakt. Hierdoor lijkt de scheiding tussen kerk en staat te worden bekrachtigd. Immers, uitgangspunt is terecht dat de overheid zich niet mag mengen in de wijze waarop iemand uiting wil geven aan zijn of haar religie. Toch wordt de scheiding tussen kerk en staat door de vrijheid van godsdienst juist verzwakt, omdat deze wet veronderstelt dat de overheid kan bepalen of een bepaalde praktijk al dan niet religieus van aard is. Ter illustratie, ten tijden van de invoering van het rookverbod in de horeca werd er een rokerskerk opgericht. De oprichters stelden dat het roken van tabak onderdeel was van hun geloofsbelijdenis. Zij deden zodoende een beroep op de vrijheid van godsdienst om te voorkomen dat zij niet meer mochten roken in cafés die zich zouden uitgeven voor rokerskerk.
De rechter besloot uiteindelijk dat de rokerskerk niet als religie kon worden aangemerkt, maar hierdoor wordt wel duidelijk dat het kennelijk de staat is die bepaalt of een uiting al dan niet religieus is. Dit is in strijd met het uitgangspunt dat de staat zich juist niet moet inmengen in religieuze vraagstukken. In andere gevallen kennen rechters juist wel bepaalde privileges toe aan gelovigen. Een voorbeeld hiervan betreft het gebruik van ayahuasca-thee in de Santa Daimokerk. Deze thee bevat een lage concentratie DMT, een stof die op de opiumlijst staat. Het openbaar ministerie spande op basis van de Opiumwet een proces aan tegen de verstrekkers van deze thee. De leden van de kerk beriepen zich op de vrijheid van godsdienst en op basis van artikel 6 van de grondwet stelde de rechter hen wel in het gelijk. Hierdoor kan een klein deel van de Nederlandse bevolking zich op basis van een grondrecht waar niet iedereen gebruik van kan maken, kennelijk onttrekken aan de Opiumwet.
Dit roept de vraag op of het terecht is dat een religieuze grondslag de ene burger meer rechten geeft dan de ander. Wat ons betreft niet, omdat religie uiteindelijk niet meer is dan een ingewikkelde constellatie van meningen over een wereld- en mensbeeld. Door in dit geval sommige burgers wel het recht te geven om ayahuasca-thee te drinken en andere niet, velt de overheid onterecht een oordeel over de motieven waarom iemand iets wil doen of laten. De overheid hoort hierin juist neutraal te zijn.
Die neutraliteit van de staat is van groot belang omdat iedere individuele burger in staat moet worden gesteld om zijn of haar leven in te richten op een manier die hij of zij wenselijk acht binnen de grenzen van de wet. Het feit dat iemand religieus is – dus een bepaald mens- en wereldbeeld heeft – betekent niet dat die grenzen in dat specifieke geval moeten worden opgerekt. Als de grenzen van het toelaatbare verruimd worden, moet dat voor iedereen gelden.
Betekent het afschaffen van de vrijheid van godsdienst dat religieuzen zich zorgen moeten maken over de wijze waarop zij hun geloof kunnen belijden? Geenszins. De vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering zijn in de grondwet verankerd en waarborgen dat er alle ruimte is om religieus zijn. Het enige dat het afschaffen artikel 6 voorkomt, is de ongelijkheid op basis van religie.
Uitgangspunt van de liberale rechtstaat is dat iedereen mag doen en laten wat hij of zij wil, zolang anderen daar niet door geschaad worden. Dit principe, het schadebeginsel, is duidelijk. De vraag wanneer bepaald handelen in de praktijk zoveel schade toebrengt aan anderen dat dit verboden moet worden, is veel vager. Politici moeten hier constant keuzes over maken. Waar het om gaat, is dat de uitkomst van dit debat nooit ertoe mag leiden dat religieuzen meer mogen dan anderen.
Als de vrijheid van godsdienst wordt afgeschaft, moet de wetgever misschien meer ruimte geven voor het roken van tabak en het drinken van ayahuasca-thee. Sommige politici zullen tevens bepleiten dat het voorrecht van religieuzen om homostellen niet te trouwen behouden moeten blijven. Wat ons betreft blijft het rookverbod bestaan, wordt ayahuasca-thee toegestaan en mogen ambtenaren niet langer weigeren om homostellen te trouwen. Maar het belangrijkste is dat de gestelde grens voor iedereen geldt, religieus of niet.
Dit artikel is mede geschreven door Martine Luijten, portefeuillehouder openbaar bestuur bij de Jonge Democraten

Meer over:

politiek, opinie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.