Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Sociale mobiliteit is een teken van beschaving

  •  
14-10-2010
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
140 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
Waarom het zo belangrijk is dat VMBO-leerlingen kunnen doorstromen naar de HAVO
We hebben het in het Westen tegenwoordig niet meer zo op de standenmaatschappij van vroeger eeuwen, waarin iemands toekomst bepaald werd door zijn afkomst. Het is lastig hier iemand te vinden die volmondig enthousiast is over bijvoorbeeld het kastensysteem in India. Wij vinden dat mensen de kans moeten krijgen om hun talenten te ontplooien en op hun talenten beoordeeld moeten worden. Dat zien wij als een hogere vorm van beschaving.
Of wij er in slagen dat mooie ideaal ook in de praktijk te brengen kan je aflezen aan de mate van sociale mobiliteit. Als iemands   positie in de maatschappij niet langer wordt bepaald door de positie van zijn ouders, dan zal je onherroepelijk verschuivingen op de sociale ladder zien. Dat is niet alleen in lijn met ons mooie ideaal, het geeft ook meer levensvreugde aan de mensen die nu wel hun talenten kunnen ontplooien en het is volgens de  OE SO zowaar ook nog eens goed voor de economische groei van een land.
Nederland doet het op dit vlak niet zo heel erg goed in vergelijking met andere Europese landen. Uit het rapport ‘Economic Policy Reforms: Going for Growth’ dat de OESO in maart 2010 uitbracht blijkt dat bij ons het inkomen van de ouders een grotere indicator is voor het latere loon van de kinderen, dan in de meeste Europese landen. Alleen Spanje, Italië, Portugal en Groot Brittannië scoren slechter (zie figuur 5.10 in het OESO rapport ). We doen het iets beter waar het gaat om de invloed van de sociaal-economische positie van de ouders op de schoolprestaties van de kinderen, maar ook daar zitten we aan de verkeerde kant van de schaal (zie figuur 5.3 in het OESO rapport ).
Maar volgens het OESO-rapport doen we het daarmee altijd nog een stuk beter dan de Verenigde Staten, waar de sociale mobiliteit relatief laag is. Dat weten ze daar ook. In 2006 liet het rapport Understanding mobility in America  al zien dat:
De Verenigde Staten ten opzichte van andere landen een opvallend lage intergenerationele mobiliteit kent. Van de rijke landen waarvoor vergelijkbare studies bestaan had alleen Groot Brittannië een lagere mobiliteit dan de Verenigde Staten.
Dit beeld wordt onderschreven door professor Kathryn Wilson van Kent State University die in 2007 publiceerde over de sociale mobiliteit in de Verenigde Staten.   Ze concludeerde :
Mensen denken graag over de Verenigde Staten als ‘the land of opportunities’. Maar ironisch genoeg kent ons land minder sociale mobiliteit en meer ongelijkheid dan de meeste ontwikkelde landen.
De Amerikaanse droom lijkt dus een illusie.
De mate van iemands sociale mobiliteit wordt door een aantal factoren beïnvloed. Los van de rol van het toeval, kan je zeggen dat sommige van die factoren persoonlijk zijn, zoals talent en persoonlijkheid. Andere zijn verbonden aan je directe omgeving, zoals de sociaal-economische status en opleiding van je ouders en de huiselijke cultuur en maatschappelijke cultuur waarin je opgroeit. En een derde categorie heeft te maken met overheidsbeleid en de mate waarin dat beleid de door de omgeving opgeworpen obstakels wegneemt. Die laatste categorie lijkt het meest van invloed op de verschillen tussen landen. Onderwijsbeleid is daarin misschien wel het meest bepalend.
De OESO laat in haar rapport zien dat bijvoorbeeld een hogere mate van toegankelijkheid tot voorschoolse opvang en onderwijs op een lagere leeftijd de kans op sociale mobiliteit vergroot. Hetzelfde geldt uiteraard voor de toegankelijkheid tot hoger onderwijs. Het ligt voor de hand dat betere leerkrachten zorgen voor een grotere kans op sociale mobiliteit en in dat kader is het interessant dat er een correlatie is gevonden tussen landen waar het salaris van leerkrachten in de loop der jaren harder stijgt en een grotere sociale mobiliteit. Die correlatie is er opvallend genoeg niet met de grootte van klassen, maar wel weer met de mate waarin scholen meer sociaal gemengd zijn. Het rapport laat zien dat dat niet alleen goed is voor de kinderen uit de lagere sociale klassen, maar tegelijkertijd niet slecht is voor de leerprestaties van de rest.
Een van de weinige zaken waar de Verenigde Staten in dit verband goed op scoort is de relatief late onderwijsdifferentiatie. Tot zestien jaar volgt iedereen er hetzelfde onderwijs en dat is goed voor de sociale mobiliteit. Bij ons vindt die scheiding der geesten al veel vroeger plaats, maar daar staat tegenover dat wij een systeem hebben bedacht waarin kinderen opleidingen kunnen stapelen. Maar dan moet dat wel ook in de praktijk haalbaar zijn en moeten VMBO-scholieren   ook echt door kunnen stromen naar de HAVO. Op al deze punten valt in Nederland veel te winnen. Het is aan het komende kabinet om daarvoor te zorgen.

Meer over:

politiek, opinie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.