Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

We wisten niet dat we zo gierig waren

  •  
23-03-2012
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
53 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
Hoe ver zou de Derde Wereld wel niet komen met de 5,7 procent die wij in gedachten hadden, in plaats van de werkelijke 0,7 procent die we er nu voor over hebben?
TNS Nipo vroeg ons hoeveel er naar ontwikkelingshulp gaat. ‘Toch zeker 5,7 procent van ons BBP’, denkt de gemiddelde Nederlander. Toen de onderzoekers vertelden dat het om slechts 0,7 procent gaat, was ineens meer dan de helft tegen het bezuinigen op ontwikkelingshulp. Stel nou dat de onderzoekers niet alleen hadden verklapt dat we knettergierig zijn, maar ook dat het beetje wat we geven vaak effectief wordt besteed. Dat er iedere dag levens worden gered en talloze mensen zicht krijgen op een menswaardig en kansrijk bestaan.
Dat is namelijk zo. Hoewel de wereldbevolking na de Tweede Wereldoorlog meer dan verdubbelde, is het percentage van mensen in extreme armoede gehalveerd naar ongeveer 20 procent. Zelfs in Afrika onder de Sahara is er vooruitgang op vrijwel alle schalen van levenskwaliteit, zoals gezondheid, onderwijs, politieke rechten en zelfs geluk. Behalve dan die van het inkomen, de minst belangrijke maatstaf waar we ons toch het meeste druk over maken.
Neem Liberia, een land dat economisch gezien dramatisch slecht heeft gepresteerd. In de afgelopen dertig jaar is het inkomen per hoofd er met 80 procent gedaald. Waar dat ook aan moge liggen – mislukte hulp, corrupte regeringen of gewoon luiheid – Liberia lijkt illustratief voor de hopeloosheid van Afrika. Of toch niet? Er zijn ook vrolijke cijfers: de kindersterfte is gedaald, de levensverwachting is gestegen van 48 naar 58 jaar, het analfabetisme is vrijwel verdwenen en de politieke vrijheid is enorm gegroeid.
Het is een van de grote mythes van onze tijd dat hulp niet helpt. Afrika verkeert nog steeds in een beroerde positie en de bescheiden ontwikkelingsbudgetten zijn niet altijd even goed besteed. Maar sinds dekolonisatie is er weldegelijk forse vooruitgang geboekt. Pokken is uitgeroeid en polio is op z’n retour. Vaccinatiecampagnes hebben de kindersterfte met tientallen procenten doen dalen. Steeds meer kinderen, ook meisjes, gaan naar school. Deze maand is het zevende millenniumdoel, toegang tot schoon drinkwater, eindelijk verwezenlijkt.
Als de vooruitgang in de Derde Wereld te traag verloopt, dan komt dat vooral door de bezuinigingen op ontwikkelingshulp door vrijwel alle rijke landen. Europa en de Verenigde Staten geven inmiddels drie keer zo veel uit aan landbouwsubsidies, die Afrika jaarlijks 500 miljard aan exportmogelijkheden kost. Dat is twaalf keer het ontwikkelingsbudget van het hele continent. Gemiddeld besteden de rijke landen 0,28 procent van hun bruto binnenlands product aan hulp. Het rijkste land ter wereld, de Verenigde Staten, heeft voor ontwikkelingshulp slechts 0.1 procent van het BBP over.  Niet zo vreemd als dan na een tijdje het geweten wordt gesust met het fabeltje dat ‘hulp niet helpt’. Tuurlijk, hulpverslaving is rot. En een grote zak geld van bovenaf werkt meestal niet. Maar als de hele rijke wereld nog geen vijfde van het BBP van ons kleine kikkerlandje over heeft voor de hele arme wereld, mogen we dan wel mieren over wisselgeld dat niet helemaal goed terecht komt?
De vraag die we zouden moeten stellen is niet of hulp helpt, maar welke hulp helpt. Het onderzoek naar de effectiviteit van hulp wordt steeds beter. Ook de ontwikkelingsindustrie zou er goed aan doen haar retoriek over crisis, stagnatie en ondergang te staken. De vooruitgang van de afgelopen halve eeuw vraagt juist om grootschalige, dure en weloverwogen actie – niet om ontwikkelingsdefaitisme. Hoe ver zal de Derde Wereld wel niet komen met de 5,7 procent die wij in gedachten hadden, in plaats van de werkelijke 0,7 procent die we er nu voor over hebben?
En houd alsjeblieft op met die onzin over ‘je krijgt wat je geeft’. Al krijgen we er geen rooie rotcent voor terug en worden we ook in het hiernamaals niet beloond, dan hebben we nog altijd die dikke 99 procent die we voor onszelf houden. Nederlanders kunnen zich over heel wat zaken opwinden. Maar de ideeën (lees: bezuinigingsplannen) die nu de ronde doen over ontwikkelingssamenwerking zijn vele malen schadelijker en schandelijker dan een meldpuntje hier of een boerkaverbodje daar. Toch kan zelfs progressief Nederland zich er niet over opwinden, getuige ook een recente column van Rob Wijnberg waarin hij het hele gebeuren afdoet als “money well meant, badly spent”. Dat lijken mij “words well written, poorly argued”, al rijmt dat voor geen meter.
Ik zal me wel weer schuldig maken aan de morele zelfbevlekking die alle linkse Gutmenschen en drammerige wereldverbeteraars tot zulke irritante figuren maakt. Sorry daarvoor. Maar een samenleving die zich niet meer kan opwinden over serieuze misstanden is pas echt iets om je over op te winden. Rutger Bregman is historicus en publicist. Onlangs verscheen zijn boek ‘Met de kennis van toen. Actuele problemen in het licht van de geschiedenis’. Dit artikel verscheen eerder in nrc.next

Meer over:

opinie, wereld
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.