Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Zaken zijn zaken

  •  
21-12-2010
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
BNNVARA fallback image
Zakenman Guus Kouwenhoven staat opnieuw terecht als verdachte van illegale wapenhandel en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden in Liberia. 'Juridisch is er sprake van 'corporate complicity'
De Hollandse VOC-mentaliteit, grensoverschrijdend zakelijk lef, stroomt uit zijn poriën. Toen Guus Kouwenhoven (68) met zijn forse postuur, gouden bril en zwarte kuif dertig jaar geleden voet zette aan de kust van West-Afrika glorieerde zijn business dan ook binnen de kortste keren. Hij zwaaide de scepter bij een lokale luchtvaartmaatschappij, bij een constructiemaatschappij, werd de enige BMW-importeur, introduceerde het gokken en pachtte het prestigieuze Hotel Africa met 300 kamers en 52 villa’s. In een van zijn zeldzame interviews noemde hij dat toepasselijk ‘mijn gouden tijd’.
Een gewelddadige machtswisseling in 1989 ruïneerde hem, maar binnen de kortste keren likte hij zich in bij de nieuwe machthebber Charles Taylor. Die staat nu voor het Sierra Leone-tribunaal terecht met elf aanklachten waaronder oorlogsmisdaden. Een ander zou zich rotschamen voor dergelijke handelscontacten. Maar de immer pragmatische Kouwenhoven haalt nonchelant zijn schouders op: ‘In Afrika heb je als zakenman geen andere keus dan op goede voet te staan met de machthebbers.’
In Liberia deelden de heren miljoenen dollars aan royalty’s van de kapbedrijven Oriental Timber Cooperation OTC en Royal Timber Cooperation RTC die houtconcessies bezaten van een gebied half zo groot als Nederland. Kouwenhoven werd mede-eigenaar van de haven van Buchanan en bezat een disco ‘Pepperbush’ genaamd. Liefkozend werd hij ‘Mr. Gus’ genoemd. ‘Ik geef makkelijk geld weg: 100 dollar hier, 50 dollar daar. Iedereen mocht me gewoon graag’, verklaarde hij zijn succes. Het bloeiende zakenimperium deed Kouwenhoven belanden op nummer 370 in de Quote 500 met een geschat vermogen van 47 miljoen euro.
Maar het is bloedgeld, meent het Openbaar Ministerie. Dat klaagt de voormalige ‘godfather van Liberia’ aan voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden tussen 2000 en 2002 en wapensmokkel gepleegd tussen 2001 en 2003. Enkele jaren geleden, op 7 juni 2006, werd Kouwenhoven al veroordeeld tot acht jaar, maar hij werd in hoger beroep op 10 maart 2008 vrijgesproken. De Hoge Raad stuurde op 20 april dit jaar de zaak terug naar het Gerechtshof in Den Bosch.
Uit het bewijsmateriaal blijkt dat Kouwenhoven in oktober 1999 zo’n 5.000 camouflagepakken, 4.000 paar legerlaarzen en 3.400 rode baretten aankocht. Hij vergezelde en betaalde de reis van de minister dan Defensie Daniël Chea in de zomer van 1999 naar Hongkong. Ook schafte hij voor 500.000 dollar een helikopter aan die werd ingezet voor transport naar het front tegen de LURD-rebellen toen die vanuit buurland Guinee Liberia waren binnengevallen. Het kapbedrijf OTC, dat ook deels eigendom was van de Indonesische multinational Djajanti Group, werd in maart 2000 bezitter van het vrachtschip Antarctic Mariner dat volgens de aanklacht AK-47 machinepistolen en RPG-7 granaatwerpers smokkelde, wat in strijd is met het embargo van de Verenigde Naties.
Het wapentuig belandde deels in de handen van zijn OTC- en RTC-medewerkers. De Nederlandse regisseur Frank Vellenga interviewde in 2005 een oud-bewaker van OTC. Hij moest vechten aan het Lofa-front, precies de plek waar Kouwenhoven zijn dure bomen en machinerie had staan. ‘Het was verplicht. Als we weigerden werden we ontslagen’, verhaalt hij voor de camera. Hij denkt dat er “twintig tot vijftig” medewerkers stierven in de strijd. Ook de top van het bedrijf maakte vuile handen, zoals Benjamin Yeaten, adviseur beveiliging bij OTC en volgens het Openbaar Ministerie “in verband gebracht met de death squads van Charles Taylor”, zoals de Special Security Services. Yeaten was tevens chief of staff van de Anti-Terrorist Unit samen met de zoon van Charles Taylor, ‘Chuckie’ die vorig jaar januari in Miami tot 97 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld voor het martelen van tegenstanders tijdens het regiem van zijn vader tussen 1997 en 2003.
Kouwenhovens naaste medewerker Ronald Duo leidde op 25 december 2001 ‘Operation save no living thing’ waarbij duizenden leden van de Gbandi-stam werden vermoord en verkracht. Ook Duo stond op de loonlijst van Kouwenhovens OTC. Tot op het laatst betuigde Kouwenhoven zijn loyaliteit aan het regiem, zo bleek uit onderschepte correspondentie. Terwijl de rebellen van de LURD en MODEL de hoofdstad naderden, liet hij Taylor weten: “I cannot let you down ever”.
In augustus 2002 waren de kosten opgelopen tot zo’n 200.000 dollar per maand voor de veiligheid in Lofa-County. Maar Kouwenhoven zorgde voor geld, zo liet hij op 27 augustus 2002 weten aan Taylor: “I took care of the bills and supplies”.
Mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch registreerden in die tijd talloze getuigenverklaringen van moord, verkrachting en brandstichting door alle strijdende partijen op een traject dat begon net over de grens in Guinee tot en met de val van de hoofdstad Monrovia in 2003. De Standaard Operatie Procedure was niet plunderen, maar vernietigen. In vier jaar vielen zo’n 150.000 slachtoffers.
Volgens Kouwenhovens advocate Inez Weski kan het Openbaar Ministerie de medeplichtigheid van haar cliënt echter niet bewijzen en zoekt het niet naar waarheidsvinding maar jaagt “de eigen waan” na. Om het verhaal kloppend te maken zou de nationale recherche in Liberia getuigen met vergoedingen tot 400 dollar hebben gekocht. Ook de nieuwe getuigen A03 en A04, die in de komende zitting door de aanklagers naar voren worden geschoven, zwetsen uit hun nek. Eerder zijn ze door het Hof in Den Haag als ‘kennelijk onbetrouwbaar en niet relevant’ beoordeeld. Ook is het de vraag of er in juridische zin wel sprake was van een gewapend conflict, wat medeschuldigheid aan oorlogsmisdaden op losse schroeven zet.
Zelf bestempelt Kouwenhoven de aanklachten als “volledige waanzin. Ik kan u garanderen dat ik me nog nooit met wapensmokkel heb ingelaten.” Hij ziet zich slachtoffer van een complot van de Verenigde Staten en andere landen die niet wilden dat Charles Taylor aan de macht zou blijven. “OTC was de grootste investeerder in Liberia en werd gezien als een onderdeel van zijn economische basis.”
Na zijn mislukte avontuur in Liberia heeft Kouwenhoven zijn pionierstent opgezet in de door burgeroorlogen geplaagde Republiek Congo. Opnieuw zit hij in de houtkap. En ook hier is hij volgens bewoners groot connaisseur van de lokale mores.
Ogen gericht op Nederland Zakenmensen of bedrijven aanklagen voor oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid is lastig omdat ze niet zelf de trekker overhalen maar zich op de achtergrond houden. “Juridisch is er sprake van ‘corporate complicity'”, zegt professor Criminologie Wim Huisman van de Vrije Universiteit in Amsterdam. “Zij maken misdaden mogelijk door het te faciliteren, bijvoorbeeld door het afstaan van personeel en transportmiddelen. Daarnaast profiteren ze van de oorlog door bijvoorbeeld het opkopen van hout waarvan de opbrengst wordt aangewend voor de oorlogsvoering.”
Meestal gaat het om grote ondernemingen, maar Kouwenhoven behoort eerder tot de ‘rogue traders’, op geld beluste vrije jongens die het niet zo nauw nemen. Om vast te stellen of hij schuldig is aan medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden moet Kouwenhoven voldoen aan drie toetsen. “1)bestaat er een causaal verband, zouden zonder de zakenman bepaalde misdaden niet zijn gepleegd? 2)De nabijheid, was hij ver weg of keek hij toe bij illegale activiteiten? 3) Was er sprake van kennis en verwachting, wist Kouwenhoven eventueel wat er met de wapens of het geld dat hij betaalde gebeurde?”
De zaak Kouwenhoven wordt internationaal nauwlettend gevolgd, weet professor Huisman die regelmatig publiceert over de betrokkenheid van ondernemingen bij internationale misdrijven. In Zweden loopt één zaak tegen een oliemaatschappij in Soedan. Internationaal wordt er gesoebat of de plundering van grondstoffen zoals in Oost-Congo ook een oorlogsmisdaad is. “Nederland loopt mijlenver voorop met drie strafzaken tegen bedrijven en zakenmensen verdacht van oorlogsmisdaden.” 
Tegen het Dordrechtse hijskraanbedrijf Riwal wordt momenteel strafrechtelijk onderzoek gedaan wegens  het leveren van steigermateriaal voor de bouw van de omstreden afscheidingsmuur rond Palestijnse gebieden in Israël. ‘Volgens de aangifte kan dit worden gezien als medeplichtigheid aan een oorlogsmisdaad.’ Zakenman Frans van Anraat is op 30 juni 2009 door de Hoge Raad definitief veroordeeld tot 16,5 jaar cel voor het leveren van grondstoffen voor chemische wapens aan Saddam Hoesein. Dit artikel is eerder verschenen op het weblog van Arnold Karskens

Meer over:

opinie, wereld
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.