Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Zo kun je ook helpen

  •  
10-04-2012
  •  
leestijd 9 minuten
  •  
BNNVARA fallback image

Ontwikkelingssamenwerking moet radicaal anders: Geef al het geld uit aan studiebeurzen voor mensen in arme landen ...

In deze column stel ik een radicale wijziging voor van de besteding van ontwikkelingsgelden: de hele begroting wordt besteed aan studiebeurzen die ter beschikking worden gesteld aan geselecteerde inwoners van arme landen. Zij komen bij ons studeren. De opleiding kan op elk niveau plaatsvinden, variërend van VMBO, MBO, HBO tot universiteit. Geen euro meer over de balk gegooid.
Links en rechts in ontwikkelingssamenwerking
Tientallen publicisten doen ons al vele jaren geloven dat in ons land traditionele politieke begrippen als links en rechts geen betekenis meer hebben. De PvdA heeft dank zij Wim Kok haar traditionele linkse veren van zich afgeschud. Het CDA daarentegen onderstreept het bestaan van beide polen in de politiek door afgelopen januari te kiezen. Op enkele beleidsterreinen blijken de doodverklaarde begrippen in ieder geval nog springlevend te zijn.Ontwikkelingssamenwerking (OS) is zo’n onderwerp waarop zgn. links en zgn. rechts zich krachtig wensen te onderscheiden. Heisa over hulp aan arme landen is voor het CDA een van god gegeven geschenk, omdat ze zich eindelijk kan afzetten tegen haar coalitiepartner en tegen haar gedoogpartner. En wel op het gebied van naastenliefde, christelijker kan niet.
De badinerende term ontwikkelingshulp werd in de jaren 1960 vervangen door de term ontwikkelingssamenwerking (OS). OS behoort gelukkig tot die gebieden waar de discussie zich concentreert op getallen, of beter gezegd – en dat is nu weer jammer – op één getal: het percentage van het bruto nationaal product (BNP) dat door een land per jaar aan OS uitgegeven wordt. In 2010 lag dit percentage voor Nederland op rond 0,8% (corresponderende met 4,7 miljard euro). De huidige gedoogcoalitie heeft besloten om dit percentage voor 2012 naar beneden te brengen tot 0,7%. De slepende besprekingen in het Catshuis zijn bedoeld om dat percentage voor Nederland in de buurt te brengen van 0,5%.
Vroeger (1960) was OS voor de PvdA een heilige koe. Ik citeer uit het manifest (1966) “Tien over Rood” van “Nieuw Links”, een invloedrijke protestbeweging van de toen nog jonge babyboomers binnen de partij:
De PvdA neemt niet deel aan een regering, tenzij vaststaat dat de ontwikkelingshulp in 1970 2% van het nationale inkomen bedraagt
De tijden zijn veranderd. De Verenigde Staten gaf in 2009 aan OS 0,21% van het BNP uit, Duitsland 0,35%, Frankrijk 0,47%, Engeland 0,52 en Zweden 1,12. Dat pertinente percentage waar het debat zich op toespitst in Nederland zegt de arme landen waarmee wordt samengewerkt niks. Er is geen ontwikkelingsland in de wereld dat bij het ontvangen van een OS-subsidie Wikipedia raadpleegt om het BNP van het donorland op te zoeken om vervolgens het bedrag van de donatie daardoor te delen. Zo’n land is alleen geïnteresseerd in de hoogte van het ontvangen bedrag. Arme naties kijken daarom vooral naar landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Alleen bij contacten tussen westerse landen onderling spelen de bewuste percentages een rol, bijv. bij het binnenhalen van hoge internationale posities.
Mijn standpunt
Wat is mijn standpunt t.o.v. ontwikkelingssamenwerking? Mijn politieke en maatschappelijke keuzen zijn in het geheel niet gebaseerd op verheven morele gronden, medelijden of een gevoel van superioriteit. Mijn grondgedachte is dat ik datgene doe wat mijn dierbaren en mijzelf op lange termijn optimaal doet overleven. Dit vertaalt zich in het meer praktische principe:
Daar in de wereld waar geen lange-termijn stabiliteit (zeg 10 tot 50 jaar) in de maatschappij aanwezig is, probeer ik die te bevorderen. Daar waar die stabiliteit wel bestaat, probeer ik die te behouden. Te grote sociale ongelijkheid en te grote verschillen in rijkdom leiden tot instabiliteit.
Bevorderen van stabiliteit
Als aangetoond kan worden dat nieuwe vormen van ontwikkelingssamenwerking lange-termijn stabiliteit in de wereld stimuleren, mogen die wat mij betreft 2% van het BNP beslaan. Let wel: allemaal uit goed begrepen eigenbelang.
In 2012 kritiek leveren op de invulling van OS houdt niet meer een ogenblikkelijke verkettering in door chagrijnig, moralistisch, evangelisch links. Een  belangrijk kritisch rapport over het nut van OS werd in januari 2010 gepubliceerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), getiteld “Minder pretentie, meer ambitie: ontwikkelingshulp die verschil maakt”. Keer op keer blijkt dat het nut van OS moeilijk aan te tonen is. OS heeft een elite, van ambtenaren tot Non-Governmental Organizations (NGO’s), met zich meegebracht en die belanghebbenden beweren – zoals te verwachten – het tegendeel.
Huidige verdeling van Nederlandse gelden
Er is in dit land geen Ministerie van OS meer en ook geen Minister van OS. De begroting van het voormalige Ministerie van OS is weggemoffeld in die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De verdeling van de OS gelden is ruwweg (i) bilateraal: 30%, (ii) internationale afspraken: 24%, (iii) NGO’s: 23%, (iv) bedrijven: 6% en (v) de rest: 17%. Vooral de directe hulp aan regeringen van arme landen ligt onder vuur, maar ook de effectiviteit van de NGO’s valt niet makkelijk te evalueren. Deze zwakheden tasten het democratisch draagvlak voor OS aan. Tegenstanders van OS wijzen voortdurend op de falende projecten.
Onderwijs
Ik stel een radicaal andere vorm van OS voor. Een model waarbij er geen euro meer over de balk wordt gegooid. En een oplossing die bijdraagt aan lange termijn stabiliteit. Ik ga ervan uit dat de beste mogelijkheid om tot vooruitgang te komen, bestaat uit het delen van kennis en dat gaat via onderwijs. De WRR beaamt dit in zijn eerder genoemde rapport. In ontwikkelingslanden zie je dat totalitaire dynastieën zich handhaven omdat de leden van de clans dure opleidingen hebben gevolgd in Oxford, Harvard, of Parijs. Om daar precies te leren hoe ze hun eigen volk moeten onderdrukken. Veel meer inwoners van die landen dienen door het Westen opgeleid te worden.
Voorstel van studiebeurzen
Met uitzondering van dat gedeelte dat gebruikt wordt voor noodhulp of dat vastligt in internationale bedragen, zal al het ontwikkelingsgeld (ongeveer 70%, schat ik) worden ingezet voor studiebeurzen toegekend aan geselecteerde inwoners van arme landen. Zij komen die opleiding volgen in Nederland. Gezien de behoeften van die landen zal het technische, economische en juridische studies kunnen betreffen, misschien in combinatie met hoe een eigen bedrijf of winkel op te zetten. Het niveau zal variëren van VMBO, MBO, HBO tot universiteit, al naar gelang de noden.
De beurzen zijn volledig inclusief reisgeld om af en toe familie of gezin in het vaderland op te kunnen zoeken. De bursalen mogen geen betaalde bijbaantjes accepteren op straffe van terugzending. De studieduur is typisch 4 jaar en er zal stevig worden gecontroleerd op studievoortgang ook weer op straffe van terugsturen.
De studenten leren een vak en ze leren wat Nederlands en wat Engels. Bovendien leren ze  en passant de principes kennen van rechtstaat en democratie en zullen ze sociale vaardigheden ontwikkelen. Allemaal verworvenheden die van belang zijn voor de opbouw van hun vaderland.
Voor het slagen van dit voorstel is de selectie van de juiste studenten cruciaal. Hiervoor kunnen allerlei modaliteiten bedacht worden. Selectie kan plaatsvinden in Nederland en in het land dat in aanmerking wil komen voor deze beurzen. Bij dat laatste kunnen NGO’s behulpzaam zijn. Nederland kan een milde competitie organiseren onder de landen die daarvoor in aanmerking komen. Ontwikkelingslanden moeten de beurzen “verdienen”. Voorkomen moet worden dat de selectie wordt gedaan door de machthebbers ter plaatse.
Wat gaat een beurs kosten?
Een grove schatting mijnerzijds is dat de beurs 60 duizend euro per jaar per student zal kosten. Hierbij zijn inbegrepen de bedragen die de student zelf moet betalen, zoals studiekosten, reiskosten, verblijfskosten en premies voor verzekeringen. Verder zijn er allerlei uitvoeringskosten gemoeid met het ondersteunen van de student, waaronder hulp bij huisvesting, studie- en maatschappelijke begeleiding, kosten voor de selectieprocedures in Nederland en in het land van herkomst en kosten voor tolken. Uiteraard betreft het bedrag een grove schatting, maar het zal zeker niet twee keer zo duur zijn en het zal ook niet voor de helft van het bedrag kunnen.
Als men de vrije ruimte in de Nederlandse begroting (70%) van OS volledig hiervoor gebruikt, kom ik op een besteedbaar bedrag van, schat ik, drie miljard euro, hoewel hier de Wilders-correctie nog niet op is toegepast. Met dit bedrag  kunnen we ongeveer 50 duizend bursalen per jaar financieren. Dat zet zoden aan de dijk. Even dit bedrag “klein maken”: dit voorstel komt erop neer dat iedere  belastingbetaler ongeveer 0,66 eurocent per student per jaar betaalt. Deze beurs is ook een prima gelegenheid voor bedrijven en goede doelen organisaties om mee te doen. Een mooie naam voor de beurs lijkt mij: Prins Claus beurs (“Prince Claus of the Netherlands Fellowship”).
Bij een hervorming moet altijd rekening worden gehouden met transactiekosten, de kosten die gemoeid zijn met het veranderen met het systeem. Die kosten houden bijv. afvloeiingsregelingen in en die zullen in de beginfase substantieel zijn. Ambtenaren en vakbonden zijn uiteraard tegen. Het maximale aantal bursalen zal dus pas na een paar jaar gehaald kunnen worden.
Ze gaan niet terug Het eerste bezwaar dat tegen dit voorstel zal worden ingebracht, is dat de meerderheid van de opgeleiden niet terug zal gaan naar het land van herkomst. Voor diegenen die hun studie niet afmaken, bestaat dat probleem niet omdat alleen die landen in aanmerking komen voor de beurzen die een contract met Nederland hebben getekend waarin ze zich verplicht hebben dat ze te allen tijde door ons teruggestuurde studenten zullen toelaten.
Degenen die hun studie hebben afgemaakt en hier een baan aangeboden krijgen, moeten zelf weten of ze teruggaan. Wel of niet terug gaan, in beide gevallen profiteert het land van herkomst en in beide gevallen profiteert Nederland. Zij die hun opleiding voltooid hebben, zullen indien ze niet terug gaan geld naar hun vaderland sturen. Volgens de WRR zijn die bedragen vaak hoger dan de bedragen voor OS. Verder kunnen de niet-terugkerende afgestudeerden van dienst zijn voor hun vaderland door hun goede contacten in de rijke westerse wereld. Bij niet terugkeren profiteert Nederland van goed-opgeleid personeel en krijgt het ook een netwerk in landen die ooit ook rijk zullen worden. Indien de student wel naar zijn vaderland teruggaat, zijn er ook voordelen voor Nederland.
China is een mooi voorbeeld van een land dat profiteert van in het buitenland afgestudeerde staatsburgers die niet meer terugkomen. Vele Chinezen die een opleiding volgden in de VS en zich daar definitief  gevestigd hadden, werden de laatste tien jaar met veel geld verleid om toch terug te keren naar China. Of werden gevraagd om te helpen met het opleiden in de VS van Chinese studenten die waarschijnlijk wel zullen terugkeren.
Ze hebben een taalachterstand
Een struikelblok kan inderdaad zijn dat de studenten een taalachterstand hebben. Verplichte taallessen horen bij het onderwijsprogramma. In de technische vakken wordt nu al bij ons een brabbeltaal gesproken, een mengelmoesje van Nederlands en Engels. En zelfs premier Rutte moet “af en toe zijn mind opmaken”. In alle landen geldt dat 1+1 gelijk is aan 2 en dat is belangrijk als je de sterkte moet berekenen van een, in je vaderland, nieuw te bouwen brug. Tegenover de taalachterstand staat weer dat we mensen binnenhalen die geen zesjescultuur kennen maar die hier komen met een tienenmentaliteit.
Je importeert problemen
“We hebben al genoeg problemen in dit land met buitenlanders. Laat ze maar lekker in hun eigen land blijven”. Ik hoort het u tegenwerpen. Maar linksom of rechtsom, uw kinderen en kleinkinderen zullen toch met die landen te maken krijgen. Dan kunnen uw nazaten en dierbaren maar beter goede relaties met hen hebben.
Selectieproces is moeilijk
Het selectieproces zal moeilijk zijn. Machthebbers zullen hun protegé’s naar voren schuiven. Maar zelfs al zouden er een paar handlangers van het regime doorslippen, is dat geen ramp. Die zullen behoorlijk opknappen van vier jaar hard studeren en vier jaar onderdompeling in een democratische rechtsstaat.
Waarom niet kleinschalig starten
Om de invoering van dit voorstel te vertragen, zal er worden voorgesteld om eerst “pilot” te doen en  die dan te “benchmarken”. Een proef doen is altijd goed, maar dan wel meteen één die heel groot is en met de uitdrukkelijke getekende verplichting om bij gunstige evaluatie automatisch op te schalen naar de gewenste grootte. Anders moet je bij elke uitbreiding weer de strijd voeren met de vertegenwoordigers van de gevestigde belangen.
Alleen bilateraal
Een reactie waarvoor opgepast moet worden, is er een van het type: “Dit is prachtig, zo mooi, dat moeten we in international verband aanpakken en in ieder geval de EU erbij betrekken en misschien ook nog wel de VS. Zulke voorstellen tot uitbreiding zijn machiavellistisch. Als je opponent met een voorstel komt dat voor de buitenwereld sympathiek oogt, maar waar je tegen bent, moet je het voorstel van je tegenstander omhelzen. Dan moet je voorstellen het groter te maken. Zo groot dat het verzandt in bureaucratie, waarmee je je doel hebt bereikt zonder schade voor jezelf.
Daarom: dit voorstel wordt strikt bilateraal uitgevoerd, één op één, elke keer tussen Nederland en één ontwikkelingsland.
De auteur verklaart geen persoonlijk of materieel korte termijn belang te hebben bij de hier voorgestelde hervorming van beleid van ontwikkelingssamenwerking.
Dit zelfde stuk, uitgebreid met enkele illustraties, is ook gepubliceerd op de blog van de auteur.

Meer over:

opinie, wereld
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.