Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Zwarte slavendrijvers en blanke museumdirecties

  •  
03-07-2014
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
863 keer bekeken
  •  
RTEmagicC_Han_vd_Horst-Mooiste_jaren_van_Nederland.jpg.jpg
Wie feiten verdonkeremaant, omdat ze niet passen in het eigen politieke of ideologische verhaal, creëert een boemerang
Dezer dagen waste Zihni Özdil van de Erasmus Universiteit de directie van het vernieuwde Mauritshuis op vreselijke wijze de oren. Ze verzweeg maar liever dat de bouwheer van destijds tot zijn nek in de slavenhandel zat. Bijna tegelijkertijd wisten boze activisten het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NINsee) te dwingen een computergame van het internet te halen. Er kwam een zwarte opzichter in voor die de zweep hanteerde.
Zo konden de leiding van het Mauritshuis en die boze activisten elkaar een hand geven: allebei probeerden ze hen onwelgevallige feiten te bedekken met de mantel der – ja, van wat eigenlijk, want liefde is het niet. Je moet eerder denken aan valsemunterij.
Dat zie je wel vaker als historisch feitenmateriaal boven water komt. Je treft een mix aan die niet past bij wat je hoopt of verwacht. Johan Maurits van Nassau, bewoner van het het naar hem genoemde huis. was een groot  beschermer van kunsten en wetenschappen en een voortreffelijk bestuurder. Tegelijkertijd zette hij die talenten in om de Nederlandse slavenhandel, tot dan toe enigszins een hap-snap-gebeuren, te consolideren zodat die een dikke twee eeuwen stand hield. Op de Plantage in Suriname hielden de meeste blanke meesters zich niet bezig met het disciplineren en afzwepen van slaven. Daar hadden zij hun opzichters voor, vaak zelf slaven of vrijgelatenen die binnen het systeem probeerden carrière te maken. Meesters en meesteressen bemoeiden zich bijna uitsluitend met hun huisslaven, die een bevoorrechte positie innamen en zich dan ook vaak verheven voelden boven de veldslaven.
Netjes gekocht en afgerekend De Europeanen konden hun schepen met mensen volladen, omdat ze aansluiting vond bij een uitgebreid systeem van slavenhandel dat al eeuwen bestond. De grote staten van West-Afrika waren allemaal slavenmaatschappijen en de gouverneurs van de forten op de kust, onderhielden uitstekende relaties met de koningen in het achterland. De Nederlanders in Elmina werkten graag en veel samen met de koning van de Ashanti. Nederlandse handelaren roofden die slaven niet, ze werden stuk voor stuk netjes gekocht en afgerekend.
Nederlandse zeelui en vissers liepen zelf het risico in slavernij te raken als hun schip werd buitgemaakt door een barbarijse zeerover. Dat waren dus berbers. Uit de Rif. Je werd dan in Algerije of Marokko verkocht aan iemand die een investering zocht want de familie in Nederland kon zo’n vader, broer of neef altijd wel tegen een behoorlijk losgeld vrijkopen. Gezamenlijke potjes voor dit soort doelen waarin de zeelui van een dorp allemaal periodiek wat munten stortten, zijn zelfs voorlopers van het verzekeringswezen. Je liet zo’n matroos werken voor zijn brood en je ruilde  hem daarna voor een fiks bedrag in. Wie dit de Marokkaanse buurman wil inwrijven, moet wel beseffen dat de gevangen matrozen vaak voor de keus gesteld werden tussen slavernij en een bekering tot de islam. Velen kozen voor het laatste en werden dan zelf zeer beruchte barbarijse zeerovers met hele vloten en luxueuze harems, zoals Simon de Danser of de Veenbaas of het Boefje van Akersloot. De Duinkerker Kapers ontplooiden vergelijkbare activiteiten, eerst onder de Spaanse en in de tijd van Lodewijk XIV onder de Franse vlag. Een beruchte kidnapper uit die dagen, Jean Bart (in het Zuidvlaams Jan Baert) is nog steeds een erkende zeeheld in Frankrijk en er zijn een hoop taveernes naar hem genoemd.
‘Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht’, schreef de verzetsheld H.M. van Randwijk. Toen hij deze regels publiceerde, vochten aan het Oostfront 22.000 Nederlandse SS-ers, van wie er 7000 niet terugkeerden.
Ontsporingen van geweld Na de oorlog verzette Van Randwijk zich tegen de Nederlandse pogingen om het gezag in Indonesië te handhaven. Zijn blad, Vrij Nederland, verloor zoveel abonnees dat het bijna te gronde ging. Ondertussen maakte een Nederlands leger zich overzee op forse schaal schuldig aan ontsporingen van geweld en tal van wreedheden, dit tegenover een vijand die evenmin voor oorlogsmisdaden terugschrok.
Dat zijn dan alleen nog maar een paar voorbeelden uit de vaderlandse geschiedenis. Neem Palestina. De Joodse inwoners van Israël stammen voor het grootste deel af van immigranten die daar pakweg vanaf de late negentiende eeuw zijn binnengekomen. Zij hebben weinig redenen om de grond onder hun voeten als erfgoed te beschouwen. Voor de Palestijnen geldt hetzelfde. Zij zijn veelal nakomelingen van immigranten uit Egypte en Syrië die ongeveer in dezelfde tijd naar het beloofde land kwamen omdat daar werk was en ontwikkeling, onder meer vanwege een spoorweg die vooral met het oog op toeristen was aangelegd. Zij hebben net zo min een historische claim. Of  neem de slag op het Lijsterveld, waaraan de Serviërs van nu   hun nationale identiteit en hun aanspraken op Kosovo ontlenen. De Servische vorst Lazar sneuvelde daar met zijn getrouwen tegen de Ottomaanse sultan maar er vochten grote contingenten Servische soldaten aan Turkse kant mee.
Geschiedvervalsing Het probleem is dat men zo vaak probeert historische rekeningen te vereffenen met een beroep op het verleden. Dat lukt alleen als je het eerlijke geschiedbeeld vervangt door een sterk eenzijdig gekleurde versie of met loepzuivere mythologie.  De vijand zet daar dan meestal de geschiedvervalsing van zijn kant tegenover. Laten we het beestje maar bij de naam noemen. Dat niet alleen: men verwart geschiedschrijving ook nog met rechtspraak. Het gaat erom de schuldigen aan te wijzen, de slachtoffers en degenen die vrijuit gaan. Tot dat doel wordt vonnis gewezen.
Dat is echter niet de vraag die een historicus zich stelt: hem gaat het erom uit te maken, wat er gebeurde en hoe dat kón gebeuren. Daarbij ga je voor het hele verhaal en je laat geen onwelgevallige dingen weg. Een historicus komt na zijn studie niet tot een veroordeling of een vrijspraak. Hij publiceert een visie op gebeurtenissen en personen die deze gebeurtenissen droegen. Natuurlijk kun je daarbij zonder enig probleem morele uitgangspunten van tegenwoordig hanteren, ook al hielden de tijdgenoten er heel andere normen en waarden op na.  Uitbuiting is uitbuiting, slavernij blijft een vorm van ontmenselijking, wreedheden zijn wreedheden, vervolging is vervolging en tirannie is tirannie.
Daarom is een behoorlijke herdenking van de slavernij en wat er in dat kader allemaal werd  aangericht, heel gewettigd. In onze tegenwoordige visie is dat stuk van het nationale verleden immers iets misdadigs waar we niet zomaar overheen kunnen stappen, als tenminste beschaving ons lief is.
Dan blijkt geschiedenis heel leerzaam. Wie feiten verdonkeremaant, omdat ze niet passen in het eigen politieke of ideologische verhaal, creëert echter een boemerang. En die krijg je dan middenin in je onwaarheidslievende smoel terug. Zoals de directie van het Mauritshuis heeft geleerd en ook de tegenstanders van het slavernij-game. Iedereen is er nu nog eens op gewezen dat slavenopzichters vaak van Afrikaanse afkomst waren. En dat er bloed kleeft aan de stenen van dat beeldbepalende gebouw naast het Binnenhof.
Net goed.
Het nieuwste boek van Han is De Mooiste Jaren van Nederland (1950-2000)

Meer over:

opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.