Dries van Agt Over hoe het militaire rechtssysteem van de bezetter op de Westoever van de Jordaan omgaat met Palestijnse kinderen
In 1967, nu bijna een halve eeuw geleden, heeft de staat Israël zich meester gemaakt van de laatste delen van het voormalige Britse mandaatgebied Palestina. Sindsdien leeft de Palestijnse bevolking aldaar onder een hardvochtige bezetting. VN-resoluties die zich tegen die bezetting keren heeft Israël naast zich neergelegd. Bovendien heeft Israël het oordeel van het Internationale Gerechtshof dat de nederzettingen, gelegen in bezet gebied, strijdig zijn met het internationale recht totaal genegeerd, ook nadat de Algemene Vergadering van de VN zich in overgrote meerderheid had geschaard achter deze uitspraak van ’s werelds hoogste rechter. De voortgaande bezetting druist in tegen een aantal verdragen waaraan de staat Israël zich zonder voorbehoud heeft verbonden. Dit geldt in het bijzonder voor de in 1949 te Genève totstandgekomen Rode Kruis verdragen inzake het internationale oorlogs- en bezettingsrecht en ook voor de Conventies van New York (1966) inzake de rechten van de mens.