Minder op AIVD bezuinigd

Het kabinet draait de bezuinigingen op de AIVD terug. Minister Plasterk geeft daarbij gehoor aan een eerder verzoek van de Tweede Kamer. De dreiging van teruggekeerde jihadisten in Nederland is de voornaamste reden voor het besluit. Van de 68 miljoen euro die bezuinigd moest worden, blijft 9 miljoen voor efficiencyverbetering over.

Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) kondigde vandaag al aan dat het kabinet alles zal doen om de ‘veelomvattende’ terroristische dreiging van jihadisten aan te pakken. Het bericht komt nadat vanochtend bekend werd dat de afgelopen twee jaar veertien Nederlandse jihadstrijders zijn omgekomen in Syrië en Irak. De AIVD krijgt nu ieder jaar 25 miljoen extra om de dreiging van jihadisten aan te pakken.

Twee weken geleden gaf de Tweede Kamer al aan de bezuinigingen bij de AIVD te willen verzachten. Volgens Dick Schoof, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) is de dreiging van de teruggekeerde jihadisten in Nederland zorgelijker dan ooit. Niet alle partijen zijn het eens met de 25 miljoen. De SP vindt dat er juist geld bij moet. “Het dreigingsniveau staat officieel op ‘substantieel’, de inlichtingendiensten houden dus serieus rekening met aanslagen. Dan moet het budget voor de diensten ook substantieel zijn”, zegt SP-Kamerlid Van Raak tegen de NOS. Hij snapt niet dat er bij de AIVD nu juist ICT-ers weg moeten terwijl die volgens hem hard nodig zijn om Nederlandse jihadsympathisanten in de gaten te houden. “Je moet ze uit hun isolement halen. Dat kost veel mensen en middelen. Daar is extra geld voor nodig.”

Samen met de 25 miljoen extra voor de AIVD presenteerde het kabinet ook nieuwe maatregelen tegen Nederlanders die in Syrie of Irak willen gaan vechten. Zo wordt hun paspoort geregistreerd en wie toch gaat verliest zijn uitkering. Ook zijn er maatregelen gepresenteerd die het werven van nieuwe strijders moet tegengaan. Woensdag bespreekt de Tweede Kamer samen met Minister Opstelten de nieuwe aanpak van Nederlandse jihadstrijders.

CC-foto: Thomas Bernhardt