Nationale parken in Nederland leiden 'kwijnend bestaan'

Het gaat niet goed met de nationale parken in Nederland. Ze moeten meer bezoekers gaan trekken en duidelijker zichtbaar worden. Daarvoor pleitten de D66 en PvdA dinsdag in de Tweede Kamer.

Volgens D66-Kamerlied Stientje van Veldhoven weten weinig mensen welke nationale parken we allemaal in Nederland hebben. De huidige parken leiden een ‘kwijnend bestaan’ en dat moet gaan veranderen.

Volgens beide politieke partijen zijn de twintig nationale parken die we in Nederland hebben te versnipperd. De verantwoordelijkheid voor de herkenbaarheid en het beheer ligt nu bij de provincies en in sommige gevallen zoals bij de Sallandse Heuvelrug zelfs bij twee gemeenten. Dat kun je geen nationaal park noemen, aldus Jacobi in Trouw.

Volgens Van Velthoven en Lutz Jacobi van de PvdA kan Nederland inspiratie opdoen in landen als Canada, Schotland en Amerika, waar een duidelijk stelsel van nationale parken is. Lutz Jacobi vertelt in Trouw dat directeuren van de parken haar zeggen dat ze nu aan het overleven zijn.

Beide partijen opperen het idee om meer te investeren in goede horecagelegenheden, betere voorzieningen en meer parkeergelegenheid bij de parken. Zo zouden ze beter bereikbaar, aantrekkelijker en dus zichtbaarder worden. Of dit ten goede komt aan de natuur ter plaatse is maar de vraag.

De huidige nationale parken zijn op dit moment 1000 hectare groot, maar in het plan van D66 en PvdA moeten de nieuwe parken minimaal 5000 hectare groot worden. Kleinere parken moeten dan als het ware gaan ‘fuseren’.

Ook vinden de Kamerleden dat er een raad moet komen die moet gaan beoordelen welke natuurgebieden zich überhaupt nationaal park mogen gaan noemen. In die raad moet dan ook worden gekeken wat de kwaliteit van de parken is en hoe ze hun geld besteden.

Bekende nationale parken in Nederland zijn onder andere de Biesbos, de Utrechtse Heuvelrug, Drentsche Aa en de Hoge Veluwe. Alle twintig nationale parken in Nederland vind je onder andere op de website nationaalpark.eu.

CC foto: Dirk-Jan Kraan