Nederlandse werkenden draaiden op voor begrotingsoverschot

Het feit dat het huishoudboekje van Nederland in 2017 een begrotingsoverschot van 1,2 mocht vermelden (in 2018 was dat zelfs 1,5 procentpunt ) is grotendeels te danken aan Nederlandse werkenden. De lasten op arbeid zijn onder drie kabinetten Rutte veel harder gestegen dan in de rest van Europa. Dat blijkt uit onderzoek van Wimar Bolhuis, universitair docent aan de Universiteit Leiden, dat vandaag gepubliceerd werd in het FD en economenblad ESB.

Bolhuis onderzocht de lasten op arbeid tussen 2007 en 2017 binnen Europa. In die periode werden de inkomstenbelasting en de sociale premies verhoogd, waardoor het aandeel van de Nederlandse belasting- en premieontvangsten steeg van 35,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar 38,8 procent. Die extra inkomsten vloeiden direct terug naar de staatskas. Was er in 2007 nog een begrotingstekort van 0,1 procent, in 2017 was er al sprake een begrotingsoverschot van 1,2 procent. De drie kabinetten-Rutte voerden in de periode van 2010 tot 2017 beleid in dat 46 miljard koste, waarvan 17 miljard euro werd opgebracht door lasten op arbeid, aldus het FD over het onderzoek van Bolhuis.