Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Ontwikkelingshulp 2.0: Laat mij dat maar even doen

  •  
04-05-2012
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
joopdebat_Marcia_Lau.jpg
Verslag van het Joop-debat over ontwikkelingssamenwerking anno 2012
Joopdebat 25 april 2012 – Arminius Rotterdam ‘Ontwikkelingshulp 2.0: Laat mij dat maar even doen’. Een debat op initiatief van het NCDO met journaliste Marcia Luyten, Evelijne Bruning (The Hunger Project), Lau Schulpen (Radboud universiteit Nijmegen) en Marianne Gybels (1 % club)
Het idee om flink te korten op ontwikkelingssamenwerking heerst niet alleen in de politiek, maar ook in de publieke opinie. Mensen lijken geen vertrouwen meer te hebben in organisaties. Of ze nu groot of klein zijn, bekend of onbekend. Absurd hoge salarissen van directeuren, geld dat niet op de juiste plek terecht kwam. Het heeft het vertrouwen in ontwikkelingsprojecten geschaad. Hoe krijgen we de ontwikkelingshulp weer uit het verdomhoekje? En hoe krijgen mensen weer vertrouwen in organisaties? Daarover gingen professionals met elkaar in debat in Arminius in Rotterdam.
Voorafgaand aan de discussie wordt het publiek blootgesteld aan drie stellingen. In de redelijk gevulde zaal besteden 13 mensen hun geld liever aan kleine particuliere initiatieven dan aan grote organisaties. Zeven mensen vinden dat het bedrijfsleven hulp veel efficiënter kan besteden. Of de hulp beter lateraal (van land tot land) of bilateraal (verenigd in grote onafhankelijke organisaties zoals de Wereldbank) is men verdeeld.
Terwijl de overheid zich terugtrekt, worden particuliere initiatieven steeds populairder. Onder andere omdat steeds meer mensen reizen en met armoede geconfronteerd worden. Na een tsunami aan slechte berichten over de ontwikkelingssector willen mensen weer de handen uit de mouwen streken.
Professionaliteit en lange adem Journaliste Marcia Luyten woonde zes jaar in Afrika waar ze onder andere voor NRC Handelsblad verslag deed. Ze zag in Afrika hulp die hielp, een beetje hielp, maar soms ook hulp die faliekant mislukte. Eén van haar grootste ergernissen was het gebrek aan professionaliteit van mensen die zich ‘ontwikkelingswerker’ mochten noemen. Ontwikkelingsvraagstukken zijn te ingewikkeld voor amateurs, maar soms zelfs ook voor cum laude afgestudeerde managers met indrukwekkende cv’s en ervaring op het gebied van ontwikkelingswerk.
Ondanks of misschien juist door haar tijd in Afrika zegt Luyten: “Ieder mens dat een ander mens wil helpen is fantastisch.” Maar ze plaats een aantal kanttekeningen. Als het gaat om ontwikkelingsvraagstukken in conflict- en oorlogsgebieden moeten de amateurs het werk aan professionals overlaten. Als er echt op de lange termijn een duurzame verandering moet plaatsvinden is de operatie ingrijpend. Het politieke en economische systeem moet dan onder handen genomen worden en dat is een geduldig en precies werkje. “Je kunt niet zomaar ergens democratie implanteren. Je moet zoeken naar aanknopingspunten om de beweging die er ter plaatse is te ondersteunen en vooruit te helpen”, aldus Luyten.
Voor mensen die zelf aan de slag willen, heeft ze een paar tips. Zo is de journaliste een groot voorstander van belastingen. ‘Als je aan mensen iets vraagt, willen ze er vaak ook wat voor terug.’ Niets heeft meer ontwikkelingsimpact dan onderwijs, zag Luyten, maar scholing gratis aanbieden is bijvoorbeeld niet de beste manier. “Wanneer we ouders om een klein beetje schoolgeld vroegen, waren ze ook meer geïnteresseerd in goed onderwijs voor hun kind.”
Een verdienmodel koppelen aan ontwikkelingshulp stimuleert mensen om na te denken over wat ze met het hulpgeld doen en heeft daardoor een grote succesfactor. Veel ontwikkelingsorganisaties werken dan ook met microkredieten. Donateurs investeren daarmee in lokale ondernemers. Als die zich draaiende weten te houden en hun investeringsgeld terug verdienen, krijg je je geld retour. Deze systemen werken echter niet op zichzelf weet Evelijne Bruning directeur van The Hunger Project. Haar bedrijf bestrijdt armoede met geld uit het bedrijfsleven. Wanneer die zomaar geld zouden geven, gaat het mis. “Als je aan echte arme mensen een lening geeft zonder te vertellen hoe ze daar mee om moeten gaan, geef je ze een schuld”, zegt Bruning.
The Hunger Project financiert op 20 plekken op de wereld kleine burgerbewegingen. Ze helpen plattelandsgemeenschappen met de bouw van faciliteiten zoals een kliniek of een school, maar vooral ook met de verbouw, opslag en verdeling van voedsel. Ontwikkelingswerkers leren de mensen in het dorp hoe ze de zorg voor hun eigen gemeenschap op zich kunnen nemen Na acht jaar draagt de organisatie het project volledig over aan de gemeenschap waarna die ook in staat blijkt de boel zelf draaiende te houden bleek uit een analyse van onderzoeksbureau McKinzy.
The Hunger Project is onafhankelijk van de politieke beslissingen over hulpgeld. Bruning: ‘Wij kunnen dit doen omdat we geen subsidieverplichtingen hebben. Als je die verplichting wel hebt, moet je in drie jaar klaar zijn en dat red je niet want als je weer opnieuw subsidie moet aanvragen kun je zomaar de pech hebben dat jou project niet meer aansluit bij de nieuwe doelstelling van je subsidieverstrekker of helemaal geen subsidie krijgt. Wat je daarvoor hebt opgebouwd, ben je dan weer kwijt.’
Bruning’s projecten vinden doorgang als gemeenschappen met overtuiging hebben laten zien dat ze echt samen voor verandering zijn. The Hunger Project draait op donaties van particulieren en ondernemers. Een keuze waar Bruning niet alleen de financiële vruchten van plukt. ‘We dromen ook veel groter dankzij ondernemers.’ The Hunger Project is een concept dat werkt op het platteland, maar niet voor noodlijdende mensen in een conflictgebied of oorlogssituaties. Die zijn veel lastiger te bereiken.
Hulp maakt afhankelijk De Afrikaanse  econoom Dembisa Moyo uitte in haar boek veel kritiek op ontwikkelingsorganisaties. Juist met hun aanwezigheid zouden ze de situatie hebben verergerd. Bijvoorbeeld door de machtsstrijd te voeden. Eind de jaren tachtig gaven veel landen begrotingssteun aan regeringen. Een methode die faliekant mislukte. De elite bleek na een aantal jaar stinkend rijk en de mensen op straat nog armer geworden. Dat kwam doordat steungeld bij de machthebbers was blijven hangen. Volgens Luyten heeft de Nederlandse ontwikkelingssector lang ontkend dat ze daar steken hebben laten vallen.
Bezuinigingen De sprekers zijn het er mee eens dat een drastische korting op ontwikkelingsgeld niet door kan gaan. ‘Er gaat ook heel veel goed’, bestempelt Bruning. De positieve kanten worden volgens haar minder belicht doordat de focus van onder andere de media nog steeds bij het negatieve ligt.
Lau Schulpen, docent ontwikkelingsstudies en onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt dat er een vertekend beeld van ontwikkelingshulp is ontstaan. Schulpen heeft veel onderzoek gedaan naar de opkomst van particuliere initiatieven in ontwikkelingssamenwerking. ‘Emotie is de belangrijkste beweegreden voor mensen om te geven. Mensen worden geraakt door wat ze zien. Ze hebben de illusie dat het niet zo moeilijk is om het probleem om te lossen.’ Wat er vervolgens gebeurd, is dat er veel kleine persoonlijke initiatieven ontstaan.
Zelf is Schulpen blij als 30 procent van de gegeven hulp een positief effect heeft. Paternalisme is een tweede dat de docent ziet in mensen die de minderbeelden willen helpen. ‘Wij denken dat we weten hoe het werkt. Er bestaat minachting ten aanzien van de lokale bevolking. Alsof zij geen mogelijkheden hebben om zelf iets te doen. Dat is een ouderwets hulpidee.’
De 1% club is een platform voor particuliere initiatieven op internet. De online crowdfunding website stelt mensen in staat 1 procent van hun inkomen, tijd, kennis of vaardigheden in te zetten voor projecten in ontwikkelingslanden. Je kunt dus een donatie geven, maar ook zelf letterlijk de handen uit de mouwen te steken. Dat laatste is een steeds populair wordende vorm van hulp die mensen willen geven aldus Marianne Gybels, oprichter van de 1% club. Op haar website hebben zich tot nu toe 10.000 leden verenigd. Zijn vormen samen ‘the wisdow of the crowd’, zoals Gybels dat noemt. Als er een probleem is, gaan ze daar samen over nadenken en het probleem proberen op te lossen. Gybels vergelijkt het proces een beetje met Wikipedia. ‘Het mooie van internet is, is dat je een groot bereik hebt. Mensen die wat willen organiseren kunnen nu gemakkelijk in contact komen met de mensen aldaar.’
Gybels heeft op haar platform al vele mooie initiatieven werkelijkheid zien worden. Luyten, Schulpen en Bruning zijn er ook enthousiast over met enige terughoudendheid aangezien ze van mening blijven dat sommige projecten te ingewikkeld zijn voor amateurs. De drie deskundigen zijn het er over eens dat alle vormen van hulp een nuttige bijdrage kunnen leveren. Of het geld nu uit het bedrijfsleven komt, van de overheid of vanuit donaties bij elkaar gesprokkeld door betrokken burgers. Luyten: ‘Uiteindelijk moeten we weer klein beginnen in de rode aarde van Afrika onder die mangoboom en kijken wat wel werkt en wat niet.’

Meer over:

wereld, nieuws
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.