Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Het pensioenakkoord; hoe de gedoogconstructie de PvdA splijt

  •  
17-09-2011
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
BNNVARA fallback image
De cijfers laten goed zien hoe de gedoogconstructie de PvdA heeft opgezadeld met een groot electoraal probleem
Zowel bij de kwestie “Steun aan Griekenland” als nu bij het gesloten Pensioenakkoord heeft de PvdA de regering gesteund, terwijl de gedoogpartner PVV (fel) tegen was. De PvdA wordt dan ook soms als “de tweede gedoogpartner” aangemerkt. De PvdA beroept zich bij die steun op het feit dat zij enerzijds haar verantwoordelijkheid neemt en anderzijds ook toezeggingen krijgen van het kabinet waardoor bij de uitvoering van die plannen PvdA-wensen worden ingewilligd.
Het grote probleem van de PvdA is echter dat deze lijn electoraal geen winst oplevert. Dat was al zo bij het onderwerp Griekenland en is nu nog duidelijker het geval bij het Pensioenakkoord. En dat komt met name doordat er aan de linkerkant een partij is (de SP) die ten aanzien van Griekenland en het Pensioenakkoord een standpunt aanneemt dat tegengesteld is aan die van de PvdA en gesteund wordt door een fors deel van de PvdA-kiezers. En daardoor wordt de PvdA als het ware door de gedoogconstructie electoraal gespleten.
Ten aanzien van het onderwerp “Steun aan Griekenland”  is een (kleine) meerderheid van de PvdA-kiezers voor de gevolgde lijn van de regering en de steun van de PvdA-fractie. De forse minderheid van de PvdA-kiezers die tegen die steun zijn, geven inmiddels voor een deel aan nu een andere partij te stemmen, met name de SP. Mede daardoor stond de PvdA vorige week 10 zetels lager dan bij de Tweede Kamerverkiezingen.
Rondom het Pensioenakkoord is het probleem voor de PvdA in feite nog groter, zoals uit de onderstaande tabel blijkt.
Ongeveer een derde is voor, ongeveer een derde is tegen en ongeveer een derde weet het niet. Maar we zien wel een duidelijk verschil naar politieke voorkeur. Bij VVD, CDA en D66 zijn er duidelijk meer voor dan tegen. En bij de SP, PVV en PvdA zijn er duidelijk meer tegen dan voor.  En dat illustreert het electorale probleem van de PvdA.
Op de vraag aan de PvdA-kiezers voor of tegen het pensioenakkoord had moeten stemmen stelt 50% dat de PvdA tegen had moeten stemmen en 30% voor (20% weet het niet).
Hoe de relatie ligt met deze mening en de huidige stemvoorkeur zien we ook goed als we dieper inzoomen op degenen die in 2010 bij de verkiezingen PvdA hebben gestemd.  Van die groep geeft nu nog maar de helft aan op dit moment de PvdA te zullen kiezen als het verkiezingen zouden zijn. Ruim 20% kiest nu voor de SP en ruim 10% voor D66.
Maar als we die PvdA-kiezers uit 2010 splitsen op basis van de vraag of men vindt dat de PvdA voor of tegen het pensioenakkoord hadden moeten stemmen zien we een groot verschil. Van degenen die “voor” antwoorden geeft 69% aan nu PvdA te zullen stemmen en 4% SP. En van degenen die “tegen” antwoorden geeft maar 40% aan nu PvdA te zullen stemmen en 32% SP.  
Nu is het zeker niet zo dat alleen de steun aan het pensioenakkoord deze verschillen geeft. Ook voor de stemming rondom het pensioenakkoord verloor de PvdA al fors aan de SP. En  bij het onderwerp Griekenland was een vergelijkbaar patroon herkenbaar als we nu zien met het pensioenakkoord. Het verschil was echter dat bij het onderwerp Griekenland er meer PvdA-kiezers achter het standpunt stond van de fractie dan nu bij het pensioenakkoord.
Deze cijfers laten goed zien hoe de gedoogconstructie de PvdA heeft opgezadeld met een groot electoraal probleem.  Terwijl historisch gezien de PvdA ten opzichte van een –fors bezuinigend- kabinet met daarin VVD en CDA electoraal het goed deed, staat die partij nu op een fors verlies.
Nu zou tegengeworpen kunnen worden dat bij een tegenstem van de PvdA-fractie er ook PvdA-kiezers zijn die hadden gewild dat de PvdA voor had gestemd. En ook dat zou de PvdA electoraal problemen hebben kunnen opleveren. Maar als dat wel gebeurd zou zijn dan zou de omvang van dat electorale probleem veel kleiner zijn geweest. Een tegenstem van de fractie zou immers bij de kiezers alleen het onderwerp zelf betreffen. Maar bij de stem voor een belangrijk voorstel van het VVD-CDA kabinet zit er een hogere emotionele lading bij. Als zij negatief zijn over dat kabinet (en dat is het overgrote deel van de PvdA-kiezers) dan wordt de steun voor een belangrijk regeringsvoorstel ook gezien als een soort steun aan dat kabinet.
Het tegenovergestelde heeft een vergelijkbare werking. Stel dat de PvdA in het kabinet zit. En er wordt een belangrijke maatregel genomen waar een forse minderheid van de PvdA-kiezers op tegen is. Dat leidt dan nog niet meteen tot een massaal verdwijnen van PvdA-kiezers.  Die kiezers zijn  bij voorbeeld wel positief zijn over andere voorstellen van de regering en bij hun afweging komen ze toch nog tot een positief oordeel over de PvdA.  De rest van het regeringsbeleid compenseert als het ware het negatieve gevoel over dat ene onderwerp.
Maar nu de PvdA in de oppositie zit, maar wel via een voorstem op twee belangrijke onderwerpen, de regering als het ware uit de brand helpt, is er geen sprake van die electorale compensatie, die er zou zijn. Het verzwakt juist de positie van de oppositiepartij, zoals de PvdA ervaart (en Groen Links ook meemaakt t.a.v. het onderwerp ‘trainingsmissie naar Kunduz’). 

Meer over:

politiek, opinie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.