Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Kom op Maarten, léés ons artikel!

  •  
25-07-2017
  •  
leestijd 7 minuten
  •  
58 keer bekeken
  •  
3604444867_87ca7b65c0_z

© cc-foto: Frederic Bisson

Voor Zeegers moet sociaal wetenschappelijk onderzoek ‘controleerbaar en reproduceerbaar’ zijn. Dat is een fraai mantra, maar het gaat alleen op voor bepaalde soorten onderzoek
Door: Martijn de Koning en Annelies Moors
Ongeveer tien dagen geleden publiceerde de Universiteit van Amsterdam de reflectie audit van Mirjam de Bruijn en Guy Widdershoven over een aantal ethische kwesties in verband met ons artikel over de huwelijken van uitreizigsters naar Syrië en de commotie daarna. De UvA concludeerde in haar reactie dat wij ons aan alle ethische en integriteitsrichtlijnen hebben gehouden.
Omdat wij kritisch staan tegenover de vraagstelling van de reflectie audit en een aantal aanbevelingen in dat rapport, hebben we een reactie daarop geschreven. Wij wijzen op het belang van het recht op privacy van onderzoekers en het non-discriminatiebeginsel (geen selectief wantrouwen t.o.v. moslimonderzoekers), van de bescherming van de anonimiteit van onze gesprekspartners, en van het recht op bronbescherming voor onderzoekers.
Maarten Zeegers vindt niet alleen onze reactie, maar ook ons onderzoek maar niets. Dat is natuurlijk zijn goed recht. Laten we duidelijk zijn, ‘kritiek op de rol van wetenschap en de gebruikte methodes’ is prima. Antropologen krijgen juist nogal eens het verwijt te veel te reflecteren… Het melden van een belangenconflict (zoals zijn voorbeeld over een medewerker bij een bedrijf voor OV-kaarten die daar dan ook onderzoek naar doet) is ook voor ons vanzelfsprekend. Maar als je zo evident het artikel waar het om gaat en onze reactie op de beschuldigingen en audit niet hebt gelezen en alleen afgaat op wat een journalist daarover beweert, dan sta je niet sterk. We hebben ons artikel juist Open Access gemaakt zodat het voor iedereen toegankelijk is.
Zeegers neemt kritiekloos het frame van het NRC artikel van Andreas Kouwenhoven over met screenshot en al. Voor hem is onze junior onderzoekster zonder meer ‘iemand met jihadistische sympathieën’. Zelfs de vermelding door de NRC dat zij dat zelf ontkent, laat Zeegers achterwege. Alle drie auteurs hebben verklaard de gewelddadige jihad niet te steunen. Dat is blijkbaar niet de gewenste transparantie. Net als in de NRC én bij de reflectie audit worden er alleen vragen gesteld over de mogelijke vooringenomenheid van de ‘moslimonderzoeker’. Dat vinden we wel een heel selectieve vorm van transparantie, of, iets scherper, discriminatie op basis van religie.
Voor Zeegers is die mogelijke vooringenomenheid extra prangend omdat de uitkomsten van ons onderzoek ‘belangrijke maatschappelijke gevolgen kunnen hebben, waaronder invloed op het strafproces van eventuele terugkeerders’. Wel wat erg veel eer voor een kort explorerend artikel in een populair wetenschappelijk tijdschrift. Nu had Kouwenhoven dezelfde kritiek. Het was voor hem immers de ernstige misstand om zijn verhaal aan op te hangen. Alleen, het is onzin.
Want wat schrijven wij in de laatste alinea van ons artikel? Eerst geven we een waarschuwing dat onze observaties niet veralgemeniseerd kunnen worden voor de hele populatie vrouwelijke uitreizigers (het is geen aselecte steekproef). Over onze gesprekspartners schrijven we dat zij zichzelf niet presenteren als slachtoffers of militante activisten (met een uitzondering), dat ze geen belangstelling tonen voor deelname aan de gewelddadige jihad en dat ze zichzelf allereerst zien als verantwoordelijk voor de zorg voor man en kinderen. En tot slot de kanttekening dat dit soort activiteiten wel kan bijdragen aan het in stand houden van een systeem… Kan het nog voorzichtiger? Dit was trouwens niet de hoofdconclusie van ons artikel. Die ging over veranderingen in huwelijkssluiting (zie titel!). Maar dat vermeldt de NRC niet, en Zeegers dus evenmin.
Zeegers weet ook nog snugger op te merken dat wij geen netwerk hebben van uitreizigsters en dat het dus ‘voor de hand ligt’ dat wij juist gebruik maakten ‘van iemand die wel die contacten had’. Dat laatste klopt, en daar is niets geheimzinnigs aan. We noemen nota bene expliciet in een voetnoot dat de junior onderzoekster enkele vrouwen kende die later naar Syrië zouden vertrekken. Transparant toch?
Voor Zeegers moet sociaal wetenschappelijk onderzoek ‘controleerbaar en reproduceerbaar’ zijn. Dat is een fraai mantra, maar het gaat alleen op voor bepaalde soorten onderzoek, zoals laboratorium onderzoek waarbij je variabelen kunt controleren. Ons onderzoek is niet reproduceerbaar, en dat geldt voor veel veldonderzoek, ook in de natuurwetenschappen, want het veld heeft nu eenmaal de onhebbelijke gewoonte om voortdurend te veranderen. Het huidige Syrië is daar  bij uitstek een voorbeeld van. Ons artikel is inmiddels een historische tekst geworden.
Dit alles heeft niets te maken met het bekend zijn van officiële namen. We kennen onze gesprekspartners op basis van de namen die zij gebruiken (die we overigens ook weer geanonimiseerd hebben). Daar is niets bijzonders aan. Ook de Londense bankiers uit Joris Luyendijks onderzoek wilden alleen praten onder voorwaarde van anonimiteit en hij kon ook niet alle informatie met de buitenwereld delen. Antropologen (en andere kwalitatieve wetenschappers) onderzoeken patronen in wat mensen doen en hoe ze daarover praten, laten zien hoe systemen werken en hoe mensen navigeren binnen de kaders die hen worden opgelegd, of die ze zichzelf opleggen. Of ze nu A of B heten is daarvoor niet relevant.
Wat veel minder gebruikelijk is – en waar we zelf ook kanttekeningen bij zetten – is het gebruik van privé-chatten als methode. Daar zitten inderdaad veel haken en ogen aan. Waarom hebben we daar toch gebruik van gemaakt? Toen wij onderzoek deden, waren vrijwel alle publicaties gebaseerd op publieke posts van uitreizigsters (‘de poster girls van IS’ vaak zwaaiend met Kalasjnikovs), dus van een bepaalde subcategorie die zich nadrukkelijk online manifesteerde (en waarvan je natuurlijk ook de identiteit niet kent of weet waar ze zitten). Wij verwachtten dat prive-chatten andersoortig materiaal op zou leveren, en dat bleek wel te kloppen.
Overigens hebben we wel degelijk genoeg contextuele informatie om te concluderen dat het om verschillende vrouwen gaat en dat ze niet in Amsterdam zaten. Maar daar kunnen we niet heel erg expliciet over zijn. Niet alleen vanwege de privacy maar vooral ook vanwege de veiligheid van onze gesprekspartners. Als sociale wetenschapers hebben we immers geen recht op bronbescherming. Vandaar ons pleidooi voor bronbescherming. In het belang van transparantie dus.
En inderdaad is ons archief zeer beperkt toegankelijk. Om dat breder toegankelijk te maken zouden onze gesprekspartners toestemming moeten geven en dat hebben ze niet gedaan. Volledig anonimiseren (iets anders dan alleen een naam veranderen) maakt materiaal vaak zo vlak dat het nietszeggend wordt. Het verlangen naar volledige transparantie zal altijd een illusie blijven. Dat is ook niet zo moeilijk te begrijpen. Want hoe kunnen onderzoekers ooit bewijzen dat ze geen materiaal hebben weggegooid? Of dat ze hun veldobservaties correct weergeven? De beste controle is toch door discussie onder mensen die het veld goed kennen..
Twee ethische principes waar antropologen zich aan dienen te houden, kunnen Zeegers en Kouwenhoven naast zich neer leggen. Ten eerste het ‘do no harm’ principe. Omdat mensen ons hun vertrouwen geven, moeten we heel zorgvuldig met informatie omgaan. Het gaat ons niet om individuen te veroordelen, maar om inzicht in processen en praktijken. Dat geldt niet voor de NRC journalistiek. Zo zei Kouwenhoven tegen ons dat hij zich realiseerde dat zijn artikel onze junior onderzoeker ‘op een mogelijk fatale manier’ kon schaden, maar publiceerde hij het toch. Daar zouden wij niet mee wegkomen, en dat zouden we ook niet willen.
Ten tweede, onze ethische code verplicht ons om transparant te zijn ten opzichte van onze gesprekspartners en dus te laten weten dat we hen voor onderzoek benaderen. Dat deed Zeegers wel anders. Voor zijn boek over de Schilderswijk en Transvaal deed hij zich voor als bekeerde moslim om zo toegang tot ‘het veld’ te krijgen, en dan ook nog met weinig zorg voor de privacy van betrokkenen. Blijkbaar is transparantie ten opzichte van moslims niet nodig?
Dat brengt ons ook weer terug naar de transparantie en persoonlijke overtuiging. Bij Zeegers’ boekpresentatie in Amsterdam stelde een van ons de vraag wat voor effect het heeft op je eigen subjectiviteit als je je drie jaar lang voordoet als orthodoxe moslim. Als we zijn wantrouwende houding hadden aangenomen, zouden we gevraagd hebben hoe we eigenlijk kunnen weten dat hij zich niet op een gegeven moment toch heeft bekeerd. Zeegers ontkende dat, maar het is natuurlijk heel lastig om te bewijzen dat je je niet bekeerd hebt, net zoals het ook heel lastig is om te bewijzen dat je de gewelddadige jihad niet steunt. Zeker als je criticasters die ontkenning gewoonweg negeren.
De persoonlijke aantijgingen laten we verder maar zitten (zoals de onterechte beschuldiging dat De Koning pleit voor een publicatieverbod van zijn boek). Wel nog even de context voor die opmerking over Kouwenhovens ‘cool’, Dat ging niet om een Sms’je, maar om een email bericht dat we meer dan een jaar (!) geleden, op 14 juli 2016, van Kouwenhoven kregen. Daarin schreef hij dat hij ons artikel had gelezen en het ‘cool onderzoek’ vond. Hij stuurde ons ter controle zijn artikel daarover. Maar dat artikel verscheen niet in de NRC, want het was onvoldoende nieuwswaardig… Toen de NRC een heel andere versie een half jaar later wel plaatste, bleek er geen mogelijkheid voor kritiek. De NRC weigerde onze reactie. De reactie van een collega hoogleraar die in het artikel geciteerd werd, maar die nooit commentaar op ons artikel had gegeven, werd evenmin geplaatst. Een van ons heeft Maarten Zeegers na zijn boekpresentatie in Amsterdam uitgenodigd voor een discussiebijeenkomst aan de UvA. We wachten nog steeds op antwoord. Misschien toch eens reflecteren op de journalistieke praktijk?
Martijn de Koning is antropoloog en verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam.
Annelies Moors is hoogleraar Sociaal-wetenschappelijke studie van hedendaagse moslimsamenlevingen aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer over:

opinie, wetenschap
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.