Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Ontwikkelingssector geeft machtspositie niet zomaar op

  •  
04-02-2014
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
50 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image

De Nederlandse ontwikkelingsorganisaties doen er verstandig aan zichzelf eindelijk eens opnieuw uit te vinden.
Afgelopen najaar heeft minister Ploumen van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking de Tweede Kamer laten weten dat ze het lokale maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden in de periode van 2016 tot en met 2020 met ruim 1 miljard euro subsidie gaat ondersteunen. Fors minder dan de afgelopen jaren maar nog steeds een aanzienlijk bedrag.
De afgelopen 40 jaar hebben de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zoals Oxfam, Cordaid, ICCO en Hivos deze lokale maatschappelijke organisaties voor miljarden euros getraind en ondersteund. En eindelijk is een deel van deze lokale organisaties zelfstandig en professioneel genoeg om rechtstreeks zaken te doen met het Nederlandse ministerie van buitenlandse zaken. Maar Ploumen stelt slechts 75 miljoen van de ruim 1 miljard euro rechtstreeks beschikbaar voor deze lokale organisaties. De rest zal nog steeds via Nederlandse ontwikkelingsorganisaties aan lokale organisaties ter beschikking worden gesteld.
Daarnaast eist minister Ploumen dat deze lokale organisaties werken aan thema’s die door haar zijn bepaald. Dat is opmerkelijk, omdat de internationale donorcommunity al vele malen bepaald heeft dat juist uitgegaan moet worden van de vraag van deze lokale organisaties en niet wat wij denken dat goed voor hen is. Feitelijk gaan we terug naar gebonden hulp waarvoor we de Amerikanen jarenlang hebben vervloekt (geopolitiek!). En een ieder die Ploumen hierover aanspreekt wordt weggezet als ‘ouderwets’.
Je zou verwachten dat de Nederlandse ontwikkelingssector massaal in opstand zou komen tegen het ‘nieuwe’ beleid van Ploumen, maar het blijft angstaanjagend stil. Sommige organisaties (zoals Cordaid) zijn het met Ploumen eens en willen haar graag helpen bij de uitvoering van haar beleid, andere organisaties denken dat het wel mee zal vallen. Maar het ministerie van Buitenlandse Zaken laat er geen enkele twijfel over bestaan dat ze uitvoerders zoekt bij haar beleid. Feitelijk worden de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hierdoor GO’s (gouvermentele organisaties) in plaats van NGO’s (niet-gouvermenteel). Een verlengstuk van Buitenlandse Zaken dus.
Door de flinterdunne toezegging van Ploumen dat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties best ook wel kritisch naar de Nederlandse regering mogen zijn, vinden ze zichzelf nog steeds NGO’s in plaats van GO. Maar het gebrek aan oppositie tegen het regeringsbeleid doet het ergste vrezen. De regering heeft niet veel meer te vrezen dan her en der een boos opinieartikel. Alsof de regering daar nog van onder de indruk is.
Het in stand houden en profileren van de eigen organisatie is het hoogste doel geworden van de ontwikkelingssector. Hierdoor zien we nauwelijks gezamenlijke campagnes waarbij merken als Oxfam, Cordaid, ActionAid ondergeschikt zijn. Zo komt bijvoorbeeld een gezamenlijke campagne tegen Nederland als belastingparadijs (waardoor veel ontwikkelingslanden belastinginkomsten mislopen) niet van de grond, omdat de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zichzelf dan niet voldoende kunnen profileren. Dus zien we allemaal losse campagnes van verschillende ontwikkelingsorganisaties.
Hoe schrijnend hard het eigen belang prevaleert, ondervond ik aan den lijve toen ik als directeur van Fairfood International geconfronteerd werd met een keihard machtsspel. In 2009 was Fairfood een interessante speler voor de toenmalige minister voor ontwikkelingssamenwerking Koenders en Oxfam Novib wilde Fairfood daarom ook graag in haar alliantie om gezamenlijk subsidie aan te vragen (Koenders had bepaald dat er alleen nog gezamenlijk subsidie aangevraagd zou kunnen worden in een poging de samenwerking binnen de sector te vergroten).
Oxfam beloofde Fairfood 11,5 miljoen euro van de in totaal bijna half miljard euro van de gezamenlijke subsidieaanvraag. Toen het te laat was om nog tot een andere alliantie toe te treden, verlaagde Oxfam eenzijdig het bedrag naar 5 miljoen. En dat deed Oxfam niet alleen bij Fairfood, maar ook bij de andere alliantie-partners SOMO, ButterflyWorks, 1%Club en de migrantenorganisatie Hirda.
En de laatst genoemde organisatie werd niet voor niets toegevoegd aan de alliantie. Een migrantenorganisatie binnen een alliantie werd door Buitenlandse Zaken beloond met extra punten. Door deze onderhandelingstactiek wist Oxfam behendig het grootste deel van het geld voor haar zelf veilig te stellen.
Het denken uit eigenbelang irriteert ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken, blijkt uit interne memo’s die ik via de Wet Openbaar Bestuur heb opgevraagd. Daarin stelt het ministerie dat ‘Ieder [Nederlandse ontwikkelingsorganisatie bij de vorige subsidieronde] voor zijn eigen belang ging, wat een vervelende niet constructieve omgeving veroorzaakte.’
Vier jaar later herhaalt de powerplay zich. Maar Tweede Kamerlid Roelof van Laar (PVDA) heeft daar succesvol een stokje voor gestoken. Eind vorig jaar loodste hij een belangrijk motie door de tweede kamer. Bijna ging het nog mis. Na aanvankelijk brede steun in de kamer, zwichtten SP en GroenLinks voor de druk van met name Oxfam, die fel gekant was en is tegen deze motie. Van Laar wil dat lokale maatschappelijk organisaties binnen het nieuwe subsidiekader rechtstreeks aanspraak kunnen maken op het totale subsidiebedrag van 1 miljard en niet slechts op de voor hen gereserveerde 75 miljoen. Ook zonder de steun van SP en GroenLinks, haalde de motie het gelukkig net. Vanaf 1 januari 2016 is de machtspositie van de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hiermee definitief doorbroken. Althans, als Oxfam en consorten de uitvoering van de motie niet frustreren.
Algemeen Directeur Awil Mohamoud van het African Diaspora Policy Centre in Den Haag weet het nog het mooist te verwoorden:
‘Na 40 jaar werk van grote Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zouden de organisaties nog steeds geen capaciteit hebben. Wat hebben de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties dan al die 40 jaar gedaan? Waar hebben ze die miljoenen voor de opbouw van capaciteit [van lokale maatschappelijke organisaties] dan aan besteed?’
Als er inderdaad na 40 jaar geen goede maatschappelijke organisaties zijn in ontwikkelingslanden, dan doet Ploumen er goed aan andere onderaannemers/GO’s in te huren die wel in staat zijn de capaciteit van maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden te versterken. En als er wel professionele organisaties zijn in ontwikkelingslanden, dan behoren ze rechtstreeks zaken te kunnen doen met Ploumen en eventueel zelf het gevecht aan te gaan met Ploumen als ze te veel door haar betutteld worden.
Linksom of rechtsom zitten de tegenstanders van de motie fout. Het is te hopen dat Ploumen de motie voortvarend uitvoert en dat de voorstanders zich de komende tijd, met name de diaspora, stevig laten horen.
De Nederlandse ontwikkelingsorganisaties doen er verstandig aan zichzelf eindelijk eens opnieuw uit te vinden. Niet het financieren van lokale organisaties is hun core-business meer, maar het stevig en gecoördineerd aanpakken van de Nederlandse regering.

Meer over:

opinie, groen
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.